Ik ging weer naar het dorp
om hooi en mest te ruiken.
Te luisteren naar het loeien
van een koe.
De huisjes zien, versierd met
fraaie houten luiken.
Ik zag het dorp, maar jezus
vraag niet hoe.
Geen paard, geen koe,
geen hooi meer op de zolders.
De boerderij is nu een supermarkt.
Men zaait alleen nog huizen
in de polders.
Ze sterven er nu ook aan
hartinfarct.
In: Van 8 tot 5. Van Gennep, 1975.