POETSVROUW
Eenmaal per week poetst zij ons huis, afwisselend boven of
beneden. Soms de zolderkamer van onze oudste dochter. Poets
vrouwen zijn gewild. Zij is loyaal aan ons. Ruim twee jaar komt
zij nu bij ons over de vloer. Gisterochtend kwam zij binnen via
de deur van mijn atelier. Ik zat achter de PC te neuzelen en las
de pathetische briefjes van fans aan Martin Bril in zijn condo
leanceregister.
Ik bespeurde kwelling in vermoeide ogen die slordig waren op
gemaakt. Haar zware borsten deinden ontwricht op en neer.
Een geblondeerde haarlok viel verdwaald over haar voorhoofd.
Haar stem klonk doorrookt en overmatig dociel.
wat mag ik doen, Rob?"
"De badkamer en dan beneden maar,antwoordde ik beschroomd,
mij geen raad wetend met de op het oog logische hiërarchie die
er tussen ons tweeën nu eenmaal bestaat. Ik hoorde haar de
poetsattributen verzamelen en naar boven stommelen. Ik heb je
nooit gekend en toch moest ik huilen toen ik hoorde datje dood was,
las ik als laatste berichtje aan onze gevallen chroniqueur. Mijn
gedachten bleven hangen bij onze poetsvrouw. Ik kende haar
ook niet. Sprak slechts met haar over Sonja Bakker, welke
schoonmaakmiddelen aan te schaffen of hoe onze poezen bui
ten te houden. Zij is niet erg gesteld op poezen, ondanks dat
poezen muizen vangen, wat - naar later bleek - een fobie van
haar is. Wat was er met haar aan de hand? Ik verdacht haar
altijd van weinig innerlijke reflectie en een ordelijk bestaan.
Naast poetsen beunhaast zij als kapster. Ik klikte internet uit en
wilde naar buiten gaan om mijn beeldhouwwerk te hervatten,
toen ik boven lange, ijselijk klagende uithalen hoorde van een
gewond dier nee, van onze anders opgewekte poetsvrouw,
die zonder vragen buiten de was te drogen hing. Jezus! Dat is
goed mis. Zij kon afstotend openhartig zijn. Het boezemde mij