m
CM
kijk, het weekdier glijdt de nacht uit
ontkomt ternauwernood, van ver
die troebele lokroep: dat
ben ik ben ik ben ik
dan verzamelen zich ook mijn ledematen
het allereerst mijn harige benen
(ooit waren we vogels)
ik tast naar mijn bril
kriebelspin op mijn apentronie
aanschouw mijn donkere opkomst
ik drink van het stromende water
(veertig buffels aan een wed)
en zijg neer in mijn wankele stoel
i/) waarover zal ik spreken
de schilderkunst van mare chagall?
of moet carthago worden vernietigd?
hoor de wormen knagen aan het hout
(vermoedelijk een ethisch vraagstuk)
uit de weg, mijn onderdanen
de koning heeft honger!
0>
QJ
5