en bloeiden de hermetici, de hyperpersoonlijken, de cryptici meer dan welig. Telkens maar verder afdrijvend van de ware en zuivere be doeling van de dichtkunst: het vertellen en doorgeven van verhalen met een hoge begrijpelijkheidswaarde zonder te ver vallen in de retoriek van de zondagsdichter. De hermetici en bloedverwanten, alsmede de reguliere zondags dichters (die daar overigens niets aan kunnen doen, zij schrijven zo goed zij kunnen) zijn hier debet aan. Wanneer er geen echte dichters zijn die het oude handwerk nog eens ter hand willen nemen is het prozadichterschap ten dode opgeschreven, wat het overigens al meermalen is geweest. Gelukkig zijn er over de eeuwen altijd dichters geweest die getracht hebben het oude in ere te herstellen. Ik denk hierbij aan Walt Whitman, Cesare Pavese, K.P. Kavafis en Philip Larkin, zonder andere nieuwe wegbereiders daarmee te kort willen doen. Vooral Cesare Pavese heeft in de eerste helft van de twintigste eeuw getracht te zorgen voor de renaissance van het verhalen de gedicht. Is Cesare daarin geslaagd? Ik waag het te betwij felen. In de zorgvuldige selectie van ondergetekende heeft hij getracht een beeld te schetsen van de mogelijkheden voor de dichters om verhalend te dichten, zonder daarbij altijd nood zakelijk terug te vallen op blokken tekst die voor het oog snel de indruk wekken het proza te vertegenwoordigen. Er is meer dan genoeg variatie mogelijk om zowel het een - een verhaal vertellen - als wel het ander - poëzie te schrijven - te bewerkstelligen. De mensheid heeft het altijd met overlevering en verhalen gedaan. Volgaarne zet De Manke God deze traditie voort. Met slepende tred wellicht, maar vol overgave en naar het zich laat aanzien onstuitbaar.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2011 | | pagina 43