Ik ben het gewoon te luisteren in de serre Naar de avondgeluiden het is dan stil in huis En vader en moeder en mijn zussen slapen Dan overdenk ik al het mij gebodene en of ik ooit Gelukkig zal kunnen zijn niet werkelijk wetende Wat gelukkig zijn nu eigenlijk is en vaak zie ik sterren fonkelen dan En ik drink jenever en ik rook filtersigaretten en ga nog Lang niet naar bed en iedereen verfoeit wat ik doe Doch niemand wenst er iets van te zeggen Eigenlijk vinden mijn familieleden mij behoorlijk onaangepast En welhaast onuitstaanbaar eigenzinnig Toch houd ik heel veel van ze het is aangenaam warm In de serre en de deur naar de tuin staat halfopen Ik denk aan mijn lichaam en aan de tijden die komen zullen In de tuin klinkt plotseling schetterend een ekster En ik voel mij wreed gestoord door dat kleine afweergeschut Dan is het weer stil en ik loop rechtsachter de serre uit Het huis weer in maar niet voordat ik de tuindeur gesloten heb Ik ga de trap op naar boven en in mijn kamer aangekomen Zet ik onmiddellijk het tuimelraam wijdopen Dan ga ik op bed liggen met al mijn kleren aan Lang zo lig ik nog en staar naar het plafond Maar uiteindelijk neemt mij de slaap Alle dingen van de wereld kan ik zijn Alle dingen van de wereld zal ik zijn Ik ben van de bijzondere soort

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2011 | | pagina 45