LA DRÈVE DES BOULES D'HÉRIN c a» a> 0> NO Ada zat naast Peto en tuurde naar de donkere en natte snelweg voor hen. Af en toe, wanneer het felle licht van een tegenligger haar profiel omkaderde, keek hij opzij en was gelukkig. Dan keek ze terug en lachte ze: lief, verlegen, gestreeld. Maar ook soeverein. Ze wist dat hij haar aanbad en dat hij niet wist of het wederzijds was. De sloerie. Hij werd gek van haar. Er gingen weken voorbij dat ze hem niet wilde zien. En dan, plotseling, was ze er. Voor een dag, twee dagen, soms langer. Niet veel langer, want er kwam altijd een moment dat ze terug wilde, terug naar haar stad, haar straat, haar eigen treurige bestaan. En Peto? Die vertoonde de primitieve kenmerken van een hond en voelde zich voor eeuwig ongelukkig als ze er niet was. Acuut, ongeneeslijk en zonder herinnering. Hij betaalde haar. Voor een dag, twee dagen, een week of zolang het duurde. De langere periodes kostten hem een ver mogen. Hij moest dan geld lenen en had de tijd dat ze elkaar niet zagen nodig om af te lossen en te sparen. Wee zijn finan ciële situatie als ze hem na een paar dagen alweer wilde zien. Maar altijd kwam het goed. De onzichtbare hand van hun ero tisch universum reguleerde zijn vraag en haar aanbod en had een optimum doen ontstaan van periodieke maar volmaakte liefde, zonder schuld. Bij Kortrijk passeerden ze de grens. Het was even na midder nacht. Ze reden voorbij Lille. Daar kozen ze de A23, een snel weg die ergens in Noord-Frankrijk weer terug kronkelde naar België, in het niemandsland tussen Picardië en Wallonië op hield te bestaan maar hen daarvoor al had gebracht waar ze wilden zijn. Het regende, zoals het altijd regende in deze streek. De streek van grauwe dorpen en steden, van kolenheuvels die met gras waren begroeid omdat niemand meer kolen stookte, van roestige fabriekshallen en morsige kroegen waar de ver- «j

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2011 | | pagina 68