prachtig kereltje, hè, Charles?" De vrouw kijkt naar rechts, naar een man die een glas schuin voor zich houdt, zijn ogen half dicht. Er zit een bodempje wijn in het glas. Het loopt er bijna uit. De man maakt kauwende bewegingen, peinst. Zijn waterige ogen weerkaatsen de kaarsen die in zilveren kandelaars voor hen staan. Onder de tafel wrikt hij zijn schoenen uit. Hij ruikt het leer, de zoete lucht van zijn warme, bevrijde voeten. Hij wrijft ze over elkaar en schuift de schoenen onder zijn stoel. "Wat doet u voor werk?" vraagt de vrouw links van hem. Ze steekt een sigaret op en zoekt naar een asbak. "Oh, dat mag niet, hè?" Ze probeert ondeugend te kijken. Hij doet water in een van zijn wijnglazen en schuift dat naar haar toe. Ze inhaleert diep. "Wat handig." "Ik schrijf," zegt hij. "Proza en gedichten. En prozagedichten." Hij kijkt naar Rufus. Wrok, jaloezie, het straalt uit zijn ogen. De stadsdichter mist creativiteit, had hij gezegd. Het is geen rel nicht, maar een rijmnicht en die journalist maar bier bestellen en lachen en zich afvragen hoe Rufus zou reageren. "Slijm- rijm, een tussenkopje, vetgedrukt. Hij had het opgevangen van een redacteur bij de uitgeverij. Dat weet Rufus niet. Rufus weet niks. Rufus staart voor zich uit, denkt dat er over hem wordt gekletst. En dat is ook zo. Zeker sinds vanmorgen. "Je mag het nog niet vertellen," zegt Elsie tegen hem. "Wat enig," zegt de vrouw. Er zit tabak aan haar onderlip. Ze is zwaar opgemaakt en heeft maar een oorbel in. Onderaan hangt een kruisje. "Prozagedichten. Wat interessant. Ik heb er nog nooit van gehoord." Ze tikt as in het water. Elsie probeert te hoesten. Ze fluistert in zijn oor dat je hier niet mag roken. Hij knikt naar Rufus, glimlacht, steekt zijn hand op. Aandacht, publiciteit, daar draait het om. Zou Rufus dat snappen? Het is geen klootzak. Dat is zijn fout. Dat moet hij hem vertellen. Je bent te lief, Rufus, laat je gaan, leef je uit. Vertel over de huichelarij tussen schrijvers, jaloezie, verdachtmakingen, over schooiers, zoals ik. Het maakt mij niet uit. Rufus graait naar zijn glas. Zet het weer neer. Het is leeg. Hij zoekt zijn schoenen. Hij moet naar hem toe, iets zeggen, iets aardigs, de fotograaf die daar staat even roepen om een

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2011 | | pagina 75