grond, de verdwenen warmte van het haardvuur in nog
bewoond platteland, de horizonvervuiling in plaats van de
prachtige Zeeuwse luchten en de ingreep in de eb- en vloed
beweging. Het ongerepte móest allemaal verdwijnen volgens
het lyrisch subject, en daaruit wordt zijn stemming duidelijk.
Hij voelt zich opgezadeld met wat hij waarneemt en voelt zich
er ongelukkig onder.
De 'clausule' waarmee het gedicht eindigt vertelt waar dat
allemaal door gekomen is: "door voorgespiegelde hemels te
bewonen."
Voorspiegeling van iets is hetzelfde als een schijnwerkelijkheid
oproepen. Een illusie wekken. Kennelijk vindt het lyrisch sub
ject dat dit landschap kon ontstaan door voorgespiegelde
hemels te bewonen. Hij ziet in dit landschap dan ook de slecht
uitgepakte uitwerking van een visioen, van een gedroomde
werkelijkheid. Want de realiteit is dat een betonnen constructie
de ongerepte natuur heeft verdrongen.
Derde Niveau van interpretatie
Een symbolistische interpretatie kan niet zonder een opmer
king over de anagogische werking van een gedicht. Hierbij is de
scheppende verbeelding van de kunstenaar de drijvende kracht
achter de synthese tussen het eindige en het oneindige. Niet
alleen wordt er onderscheid gemaakt tussen het aardse en het
hemelse, maar er wordt ook verzoening tussen die twee tot
stand gebracht. De verbroken relatie tussen de spirituele
realiteit (God, het Absolute, het Hogere, de Oerbron) en de
mens komt tot uitdrukking in een met kracht beleden rationeel
dualisme.
De ontkoppeling van Eindig versus Oneindig voltrok zich na de
Verlichting door de desintegratie van de werkelijkheid in natuur en
bovennatuur. In de kunst is geprobeerd die relatie te herstellen door
het afwezige (de bovennatuur) in de concrete wereld aanwezig te
onderstellen. Dus met elkaar te verzoenen.
In 'Bathse Spuisluis' zou, mits geïnterpreteerd als een sym
bolistisch gefundeerd werk, ook iets van die verzoening, van de
anagogische werking zichtbaar moeten zijn.
De vraag is dan ook of in dit gedicht iets doorsijpelt van de