o\
o
QJ
QJ
l/>
Tf
Toevallig overgebleven
loop ik de bekende weg
van het ene einde van de stad naar het andere
bevrijd van het gehate uniform
verscholen in gestolen kleren
rechtop, als de angst groot is
kruipend over doden zonder gezicht
de gevallen stad kijkt me aan
Ik kijk weg. Naast me vechten vijf kinderen
om een bundel bankbiljetten:
Op de hoek wordt de bank op straat gegooid
Zij die nooit tot sparen kwamen,
nemen de spaarbank in bezit
stoppen hun lege kleren vol
met bedrukt papier
tegen de koude.
De droom van brood waart rond,
maakt de angsthazen moedig
Drijft de langzamen vooruit
Laat de overwinnaars niet op hun lauweren rusten.
En de verliezers sperren de handen open:
Wie is de prijs, wie zal de prijs behalen
Wij?
Toevallig overgebleven
ga ik de weg terug naar huis van het ene einde van de stad
naar het andere einde.