ZANDKORRELS AAN ZEEKUST O N Bij de thuiskomst zat zijn moeder hem op te wachten. Moeder was vreselijk oud en zag alles in wazen. Ze was lelijk als de 3 nacht. Zijn vader was ook stokoud, maar nog heel sterk. Moeder had doorgeboorde oren en wist altijd waar iedereen W was, en wat iedereen deed. Hij kon nooit alleen zijn en was bang voor haar. Je bent een enig kind, ons alles, en later zal alles van jou zijn, zeiden zijn vader en moeder. Deze middag, laat, de avond was al aan het vallen, de lucht zwaar van potten die werden geprutteld, de ganzen wiekten O naar de eilanden, liep de jongen zijn moeder straal voorbij, blind voor de wrat op haar neus en de ingeteerde handen die hij eeuwig rond zijn hoofd moest dulden. Hij liep als een levende dode naar zijn slaapvertrek en kroop in shock onder het bed, in de diepste verste hoek. De ene hand voor zijn ogen geslagen trok hij met de andere de deken van het bed, kroop zich in de deken, kroop zich terug in het vruchtwater, de zee, het plankton, wachtte de walvis af. Toen de walvis kwam was het weer zijn vader, onze vader. Mijn vader pakt het touw en geeft me een knietje. Hij bindt me vast. Het was echt, ik moest dood en hij pakt zijn mes, het allerscherpste mes waarmee je - ging op mijn keel met zijn ogen in mijn ogen, zag de jongen. Hij ging mijn bloed spuiten, mijn eigen vader. De jongen gilde zo godverlaten dat de moeder haar wrat uitrukte. Op het strand van Ameland ligt veel zand. Een kleine strook hard voor de joggers, en grote vlaktes zacht, voor ploeteraars, mul, voor vaders en moeders die kinderen zingend het strand af zeulen met zakken vol wonderlijke schelpen die, zonder de glans van het getij, weldra weer worden vergeten. Zandkorrels, sterren, gedachten, ploeterde Mutzel richting vloedlijn, hoe talrijk als de nakomelingen. Hij had sokken en schoenen stevig PM

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2012 | | pagina 14