aan de voeten, de broekspijp op de schoen; niet zoals vroeger
sokken gepropt in schoenen aan elkaar gestrikt rond de nek en
opgerolde pijpen van je huppe huppe huppe in de ozon. Geen
zin in vandaag. De plicht ligt bij paal 48.
En na de koffie hebben we zijn as gestrooid bij paal 48, was
Anna hem komen vertellen. Anna was de jongste van zijn vier
zusters, allen ouder maar niet boven hem. Mutzel, Jacob, nog
steeds met een rare griep in bed, had dankjewel gesproken en
Zak ontboden voor een hand van tante. En als ik beter ben,
Anna, zodra ik beter ben, zal ik daar ook afscheid nemen.
Alleen. Je weet dat Syl hem niet kon velen, dus dat zou schijn
heilig zijn, nu. Anna wist het en knikte begrip. Een zieke praat
je naar de mond en over de doden niets dan goeds. Dag Anna.
Groeten aan Bazram en de kinderen.
Paal 48 was bij leven de stek van vader geweest, voor en na
pensioen. Waarom hij altijd op dezelfde plek moest hengelen
had Jacob nooit begrepen. Misschien zocht hij er de genesische
walvissen. Fiere vader jager kwam thuis met scharretjes en wij
moesten daarvoor danken, smullen. Na de afwas een wande
ling, een spelletje - ik ga op reis en neem mee - en dan bijtijds
naar bed, waar het rook naar oude regen en grote zusters en
hij niet wist waar hij met die knoert van het bakkersmeisje, en
vader tevree van moeder won bij de teevee en droomde van het
offeren.
Flink uitgeziekt maar nog niet de oude bleek hij zich vergist te
hebben. Dit was 49. Wat maakt het uit, denkt een ander. Jacob
niet, en de vloedlijn loopt harder. Bij 48 rustte hij wijdbeens de
ogen op zee: het was doodtij en er kwam mist opzetten. Hij
leunde zijn rug tegen de zeekant van de paal en ontvouwde de
brief, zijn afscheid: "Vader. Het ga je goed. Waar je ook bent of
niet. Nog één vraag: als Uw God het had opgedragen, als test of
anderszins, had U mij dan ook geofferd, de keel doorgesneden,
er de brand in gestoken? Omdat het Zijn wil was? In plaats van
bloemen, Jacob."
Mutzel zuchtte, nam zijn zippo ter hand en liep dramatisch tot
waar het water zijn neuzen bekabbelde. Daar deed het vuur
wapen zijn werk en veraste het vel in een tel of zeven.
Zak had Jacob verplicht wat schelpen mee te nemen, liefst met
gaatje voor draadje. Hij struinde tussen wrakhout, teer, inktvis-