ZONNIGE DAGEN
a
wn
O
C De jongeman, in de trein gezeten, kijkt naar buiten en ziet het
QJ landschap voorbijtrekken. Alles ziet er triest uit. Het is al stof wat
de klok slaat. Niet zozeer is het zelf te zien, als wel het effect er
van op het daglicht, een donkere filter over alles. Daglicht dat
niet meer stralend is, zonlicht dat niet meer verblindend is. Het
schijnsel van de fletse, oranje cirkel, met roze vegen, kan de din-
C gen op afstand enkel nog in hun globale vorm laten zien. Het is
A3 alsof iemand naar Ikea is geweest, een bolvormige papieren lam
penkap heeft gekocht, waarna hij of zij deze heeft platgetrapt,
met inbegrip van de lamp, uit wroeging dan wat pastelkleuren
erop heeft aangebracht en het ding op het firmament geplakt.
Die roze vegen, wie weet nog welke kleuren we zien met al dat
stof, zijn de afkoelende gebieden, de nog enigszins pruttelende
mega-oceanen. Ooit zal het stof zo aangewassen zijn dat overal
pluisjes dwarrelen, een eindeloze regen van pollen. Tegen die tijd
zal al het leven op deze planeet meer dan waarschijnlijk weg
gevaagd zijn. In deze tijd, op dit moment, is er ook maar weinig
leven in het passerende landschap. O zo verlaten, alleen hier en
daar een beest. Een beest dat de jongeman trouwens nooit zal
consumeren omdat het telkens weer het stof in-, maar niet uit
ademt. Na bepaalde tijd vormt zich een brij in de longen. Een
stroperige pap die het hele lijf van het beest vervuilt én reageert
met de andere giftige resten, die via bijvoorbeeld grazen in het
lijf zijn gekomen. Een beest kan, zijn toxische limiet bereikt, on
verwacht de lucht in vliegen. Vee krijgt een steekkaart mee die de
vermoedelijk resterende tijd tot explosie vermeldt: zoveel pro
cent vlees, zoveel procent hormonen, zoveel procent lichaams-
vreemde stoffen, licht gevaar op ontploffen binnen... BOEF!
BOEF! Eén voor één gaan de koeien de lucht in, het landschap
nog leger achterlatend dan het al is. Ook planten, bloemen en
bomen zijn vergiftigd. Fris groen bestaat allang niet meer, alles
CM