van gesprek geweest. Of moet er op zijn werkkamer thuis niet ergens
wat slingerenin zijn binnenzak, op de PC van zijn werk...tussen
de dossiers die hij aanlegde voor zijn werk? Er moet ergens nog wat
onopgemerkt rondzwerven. Vader zei ook niets. Op elke vraag zei hij
doodleuk: Nee. Geen: Nee Jongen. Nee, gewoon: Nee. Ja, dan houd je
wel op met vragen. Ik had misschien meer moeten aandringen bij
mijn Broer toen hij nog leefde: Chemokuur of niet Grote Broer, waar
om ben je in Godesnaam aan de andere kant van de wereld gaan
wonen, zonder mij iets uit te leggen? Een legitieme vraag. Had hij
dan geantwoord: Robbie, ik ben moe. Ik ga even rusten? Had ik dan
moeten doorzetten? Bert, voor je het weet ben je dood. Ik wil een ant
woord? Waarop hij dan had gezegd: Ik weet het niet, lief Broertje. Nu
tevreden? Of moet ik spijt betuigen? Lees dat Gedichtje nou maar
voor. We spreken elkaar nog.
L. en Ik nemen het scenario nog één maal door. De gasten - meer
dan 100 worden er verwacht - zijn om 13.45 binnen en zitten klaar
voor de Service. Wij worden om 14.00 uur verwacht. Houden we
eikaars hand vast of geven we elkaar een arm? Liever hand in hand,
spreekt mijn schoonzus zachtjes uit. Schoonzus, gek woord. Bij mijn
vertrek uit Leongatha laat ik een briefje achter op mijn pillow: 'Heb
een Broer verloren en een Zus gevonden.' Dat krijg je nu eenmaal bij
zo een bezoekje. Het sentiment vreet zich naar binnen en nestelt zich
in je botten. Dan glipt er wel eens wat larmoyants uit. Niets om je
voor te schamen, Stotteraar.
L. en ik luisteren met onze handen ineen verstrengeld. De Celebrant
houdt Service. Dan wordt mijn naam genoemd, of ik naar voren wil
komen voor mijn Tribute. Achter de katheder voel ik mij Rob. Ik voel
mijzelf. Zie mijzelf in de situatie, alsof ik van bovenaf naar mezelf
kijk. Mijn knieën knikken. Echt! Nu weet ik dat ook dat cliché waar
is. Mijn knieën knikken vreselijk. Ik wankel en probeer mij staande
te houden. Met trillende handen haal ik mijn papiertjes uit mijn
binnenzak.
De eerste regels kan ik niet duidelijk lezen. Het komt mij voor alsof
de letters te klein zijn. Dan ben ik mij er van bewust dat ik mijn zon
nebril nog op heb. Ik verwissel de zonnebril, voor mijn leesbril...
Jezus!, mompel ik door de microfoon en lees het Gedicht voor.
Het ging goed! Beter dan ik dacht. Gek is wel dat je dan geen applaus
krijgt. Heb ik wel verdiend. Dat doen we niet bij een Service. Het
Gedicht is in het Nederlands gesteld. Maakt alles wat makkelijker. Je