van deze monsterlijke plek. Op de tast zocht ik het contactslot.
Ik slaagde er na verscheidene pogingen in de sleutel in het gat
te duwen en om te draaien.
Plotseling verscheen er een felblauw galactisch licht waar ik
verschrikt voor terugdeinsde. Een lijkenlicht, dat blijkbaar uit
het dashboard kwam.
Ik durfde nergens meer aan te komen. Ik herkende niets van
alles wat knipperde, laat staan dat ik wist welke handelingen ik
moest verrichten. Ik wist niet eens meer of we wel in ónze auto
zaten. Een ijskoud gevoel, waarbij het leek alsof mijn hersens
ter plekke bevroren overtuigde me er van dat buitenaardsen
ons in hun ruimtevoertuig hadden gelokt om ons te ontvoeren
en te fileren om meer inzicht te krijgen in het leven buiten hun
planeet.
En opeens waren mijn krachten op. Het kon me allemaal niet
meer schelen.
"Als ik dood moet gaan, dan moet het maar," dacht ik.
Ik zag mijn moeder, die me geruststellend toeknikte. Ze wees
naar het olieverfschilderij in de kamer met het bosmeertje en
de twee witte wollen zwanen. Vanuit de bosrand voer een schip
naar het midden van het meer en werd aangevallen door de
woedende zwanen. Langzaam maakte het slagzij en kantelde
tenslotte, waarbij tientallen mensen het water in gleden. Op
eens veranderde het beeld. Ik zag onder water gezichten van
mensen die waren verdronken. Een vlot voer rustig voorbij en
terwijl het langzaam kantelde zag ik mijn broertje Daniël die
vredig langs gleed en glimlachte. Hij wenkte. Ik wilde roepen,
maar hij schudde van nee. Daarna verdween hij. Het schilderij
werd zwart.
En zie. De omgeving, die eigenlijk als geheel de grootste bedrei
ging vormde, kalmeerde.
Mijn laatste stuiptrekkingen waren bedoeld om er gemakke
lijker bij te gaan liggen zodat mijn sterven plezieriger zou ver
lopen. Ik sloot mijn ogen en viel uitgeput tegen Andy in slaap.
Toen ik wakker werd was Andy weg. Een natte plek gaf aan
waar hij had gelegen. Even had ik tijd nodig om me te realise
ren wat er was gebeurd. Ik keek scheel van de koppijn. Het was
nog steeds een chaos in mijn hoofd, maar ik kon in ieder geval
denken. Ik kroop uit de auto en keek om me heen.