E
o
Of
u
wn
00
Ook deze straten opgegeven
door de stad, veel huizen al blind
en achtergelaten, huisraad buiten.
Zij had er wel woorden voor:
porselein, zei ze, dof en craquelé,
ooit gaaf, doorschijnend, dierbaar.
Goed nog voor wie bleven
en vergaten, als plek ook voor één
nacht, een kort heftig samen.
We keken nog eens om.
Zon scheen op de laatste ramen.
Een man stond in gedachten bij
een bushok zonder ruiten.
Tijd schuift hier onder de dagen
door, zei ze, onmerkbaar bijna,
als inroestend verdriet.