Wij fietsten langs het nieuwe vakantiekamp, schamele bouwsels van hout, glas en pleister. Schimmel, zei ze, witte schimmel, aantasting, bederf, vormen van misbouw, in doodsorde neergelaten in dit duin, per direct deelbare droefenis voor wie bij aankomst al hun thuisspoor bijster. We keken nog eens om. Er liepen al bewoners rond, te koud gekleed, te bont, te hardop. Dragers van kleinverdriet, zei ze nog, blijvers eigenlijk, nemen hun wonen mee om in te wonen en morgen opgelucht mee terug.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2012 | | pagina 83