Wij fietsten langs het nieuwe
vakantiekamp, schamele bouwsels
van hout, glas en pleister.
Schimmel, zei ze, witte schimmel,
aantasting, bederf, vormen van
misbouw, in doodsorde neergelaten
in dit duin, per direct deelbare
droefenis voor wie bij aankomst al
hun thuisspoor bijster.
We keken nog eens om.
Er liepen al bewoners rond,
te koud gekleed, te bont, te hardop.
Dragers van kleinverdriet, zei ze
nog, blijvers eigenlijk, nemen
hun wonen mee om in te wonen
en morgen opgelucht mee terug.