Tevergeefs, ik ben klaarwakker. Mijn hoofd gonst terwijl ik op
de wekker kijk. Zes uur. Op zondag. Net als gisteren, en eer
gisteren, en de hele week ervoor. Al vier maanden en twaalf
dagen.
Ik zie het verfrommelde hoofd van Fred. Hij houdt zich sla
pend.
Het heeft geen zin om in bed blijven. Ik sta op. Mijn voeten
schuiven in mijn pantoffels, ik hang een kamerjas over mijn
schouders.
Fred kijkt me met een donker gezicht aan.
"Zes uur," mompelt hij.
Alsof ik er wat aan kan doen.
"Uitslapen kan niet meer."
In zijn stem klinkt wanhoop. Zijn handen reiken naar de oor
dopjes.
Op de trap overstem ik het lawaai met mijn eigen voetstappen.
Zodra ik beneden in de keuken sta en luister, is het er weer.
Geroffel van voeten.
Ik zet thee, smeer een beschuit, loop de kamer in en zet muziek
aan om het dreunen te verdrijven. IJdele hoop, de stiltes tussen
de nummers worden gevuld met gebonk.
Als ik me omdraai, kijk ik in het chagrijnige gezicht van Joyce.
Zij ook. Ze gaat zaterdag vaak uit en is pas tegen de ochtend
terug. Zo zijn pubers.
Hoe lang is ze hier? Ze zit met verwijtende ogen aan tafel.
Mama doe daar eens wat aan, zegt haar blik.
Waarom verwachten ze dat ik het oplos?
Ik ben ook een sociaal mens.
Het is belangrijk een hechte buurt te hebben. Daarom organi
seer ik in juli altijd een straatfeest. Een knalfeest kan ik zeggen.
Iedereen komt, het woonerf is afgezet, er is muziek, eten en
drinken. Tot diep in de nacht.
Ik heb een draaiboek zodat alles goed verloopt.
De nieuwe buren had ik speciaal gevraagd te komen, kunnen
ze goed integreren in de wijk.
De buren aan de andere kant heb ik niet gevraagd; zij komen al
jaren niet meer. Hun hond is drie jaar geleden in de straat
doodgereden. Ze waren overstuur en ik ben bij hen langs ge
gaan. Ze wilden een gedenkteken op de stoep zetten. Een beeld-