Ik keek op mijn horloge om te zien hoe lang het nog duurde voordat het begon. En daarna ging ik zo snel mogelijk weg. Alleen Pol en zijn vrouw zou ik nog feliciteren. "Ik heb gehoord dat je bij ons komt werken," zei de secretaresse. "Dat is nog helemaal niet zeker." "Pol heeft dat allemaal al geregeld. Ik hoop dat je je thuis voelt bij ons." Ze boog zich naar me toe, haar mond vlak bij mijn oor. "Ik haat alles wat christelijk is." Ik keek naar Jezus die geen spier vertrok. Ik voelde een schop tegen mijn enkel. "Ik geloof dat jij wel een aardige christen ben. Je bent in ieder geval aardig verlegen." In een verbouwde boerderij was de receptie. Ik dronk twee glazen bier voordat ik in de rij ging staan om het bruidspaar te feliciteren. Toen ik daarna weg wilde gaan, hield Lena me tegen. "Wij zullen het samen goed kunnen vinden," zei ze. "Aan de manier waarop jij bier drinkt, kan ik dat zien. Ik zal eens een echt kloosterbiertje voor je halen." Om de dag sjouwden Lena en ik een krat bier naar ons kantoor aan de Keizersgracht. Om half vier waren we bij de slijter, van af vier uur mochten we drinken. De ene halve liter na de ander. Mijn werk bestond uit het lezen van dagbladen en tijdschriften en het maken van een knipselkrant. Lena vroeg waarom ik bad voor het eten tussen de middag. Of ik dat geen poppenkast vond. Of ik het niet erg vond als ik in de maling werd genomen. Terwijl ik mijn ogen dicht had, jatte iemand het vlees van mijn brood. Een collega die lesmateriaal schreef over politiek vormingswerk voor scholen, ging hart grondig zitten vloeken. Ik deed of het me niet kon schelen. Het ging om principes en ik had hier niet veel om trots op te zijn. "Je moet een keer bij ons komen eten," zei Lena. "Joost kookt graag voor gekke mensen." Ze woonden in Oud-Zuid op de begane grond, in een straat met auto's op de stoep. Grote auto's, pronkstukken twintig jaar ge leden. Bij de voordeur rook ik katten. "We hebben katten," zei Lena. "Beter dan honden. Ik houd niet van honden." In de gang kwamen ze op ons af, scharrelend tussen de etens bakjes. Zes, zeven katten telde ik.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2013 | | pagina 36