Zwijgend glijdt hij in zijn wijf Er snel weer uit en uit zijn bed en zwijgt. Zwijgend ontbijt hij als een zwijn en rijdt Dan ijlings naar zijn bedrijf en zwijgt. Zwijgend werkt hij zich de naad uit het lijf Voor huis en tuin en kroost en zwijgt. Zwijgend zegt hij soms een woord tegen een hond een schaap een geit en zwijgt. Zwijgend zuipt hij een stuk in zijn kloten zwijmelt kotsmisselijk naar huis en zwijgt. Zwijgend kruipt hij in zijn bed op zijn wijf En valt snurkend in een bokkige nachtrust Om 's anderendaags opnieuw een Godganse dag te zwijgen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2013 | | pagina 54