■c OC LU O O O O. ss\ Cv O Zien hoe de polders in hun populieren bloeien, horen hoe hun spreekstemmen stamelen in de hoge stammen, hun windlied beluisteren in de wolken. Iedere daq. Geduld en tijd vloeit het water van de zwarte grachten, klimmen leeuweriken uit het graan van gelende akkers, horen we ze hemelhoog schreeuwen uit kleine kelen. We weten onkruid woekeren in zijn groenste delen. Het strekt zich tot aan de horizont. Het schuift dicht. Op die einderlijn danst de rietkraag in het avondlicht. Kikkerdril en gekwaak reiken verder dan het woord ooit gehoord, het gooit met toonladders hemelhoog, klank gekarteld en met scherpe rand. Luister maar. L- Beken en sloten sluiten de overwoekerde mond, glas a> van bevroren akkers weerspiegelt ons beeld. We zien hoe het landschap gelijkelijk ziel en lichaam verdeelt. Hier staan wij in ruimte en tijd. Vertikaal evenwicht. De papillen gestreeld tot in de huig van dit gedicht. Gedagvaard dagelijks door het lichtzinnige licht. BI

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2013 | | pagina 61