s
5
5
2
O
O
O
u
c
3
m
h*.
O
LU
s-o
vo
Als je hier drinkt hoef je niemand te bedanken -
de ijzeren kikker niet die op zijn hurken wacht
tot het spel begint, zijn keel-bek verstijfd
in gekwaak dat al zo'n honderd jaar
verwacht wordt. Niet de barman, wiens Vlaamse groet
raspt in de keel, noch de serveerster
haar borsten op je donkere tafel
beneveld door schuim. Nog minder de Vlaamse wind
buiten, de korsten in je ooghoeken,
de zeilen die spannen en klapperen
tot het hekwerk kraakt. En het minst van alles
het land zelf, de gekromde timmerman
die deze plaats zijn naam gaf, zijn werk teniet gedaan,
een ijl geraamte, zijn prijs
te hoog, de pastoor verborgen in de toren
op een warboel van dof vaatwerk.
Op deze avond in maart
glibberig door bier en zonsondergang,
beweegt de hemel
in een uitdijend waas van bloed
en bestendigt de donkere aarde.