es oude lichaam (huizen die nooit waren
afgebouwd, eenzame winters, verweerde
VO
Q\
beloofde warm te worden vandaag, op de markt
was er een vrouw die een kous rechttrok
aan haar dij. jachtige wind nam
de zwarte bladeren mee
van ver dreven
geuren aan, er werd een maaltijd bereid, ik rook
een vreemd land dat ik eens zou binnengaan, om er
mijn kinderen te zien
je had een
lichtblauwe morgen aan die je goed stond, net als
de lome zon
U) en ik droeg mijn bleke
kindergraven) als laatste brandoffer op
C aan je hoog oplaaiende lippen de hete
monding van de aarde