Carel Steven Adama van Scheltema (1877-1924), ofschoon stam mend uit een adellijk Fries geslacht, ontbeerde de stoerheid van een aantal van zijn voorvaderen. Hij was een gevoelige, melan cholieke man die regelmatig leed aan depressies. Hij moest hard werken om zijn gymnasiumdiploma te behalen en wilde in die tijd eigenlijk al dichter/schrijver worden. Zijn ouders drongen er bij hem echter op aan om een universitaire studie te kiezen en zo begon hij in 1896 min of meer tegen zijn zin aan de Universiteit van Amsterdam een studie medicijnen. Hij werk- vol met uw stormgeluid, met het gewemel der scharen die hangen in uw gewaad; blaas aan alle oren dat het wenden gaat; doe alle staten dreunen van uw leeuwen- tred, schreeuw gelijk verschrikte moeders schreeuwen; strooi uit in alle voren 't goed kiemkrachtig zaad waar gij, o moeder der Vrijheid, drachtig van zijt: vervul ons met uw koenheid, en uw lust om te vernietigen en te bevruchten, maak ons afkeerig van het zoet der rust gelijk gij rusteloos zijt, gij geduchte, en door het web onzer ziele weef, o weef iets van den dageraad heen wiens glans doet blinken uw wieken, doe in haar een toon vóórklinken komender dagen, dat zij zalig leef.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2013 | | pagina 44