andere uit angst voor het 'linkse gevaar' waren de maatschap
pelijke opvattingen in die jaren. Vos verweet de leiding van
SDAP starre onverzettelijkheid ten opzichte van de linkervleu
gel en veroordeelde "deze brute geweldspolitiek die eerder in
het programma van een Mussolini dan van een SDAP past." Zij
voelde zich niet langer geroepen om de lofzanger van de partij
te zijn. In 1935 verhuisde het echtpaar naar Schoorl en later
naar Lochem. Omdat er als gevolg van de economische crisis
en in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog steeds minder
reden was voor de optimistische toekomstverwachting die de
poëzie van Vos had gekenmerkt, droogde haar dichterlijke bron
langzaam op. Na de Tweede Wereldoorlog publiceerde zij nog
maar weinig en na de dood van haar man in 1956 niets meer.
Maar er bleef belangstelling voor haar werk dat nog regelmatig
in bloemlezingen werd opgenomen.
Het onderstaande gedicht komt uit de bundel Vlammende ver
ten, waarin Margot Vos een aantal lichamelijk zware en onder
betaalde beroepen in dichtvorm beschrijft.
Arbeid, gij zijt het zwaarste woord
Dat ooit van menschtong werd gesproken!
Heel mijn leven heeft u behoord,
Heel mijn leven hebt gij gebroken.
Eer nog mijn schedel strak en vast,
Eer nog mijn beend'ren breed volgroeiden,
Droeg ik uw al te zware last,
Boog ik aan d'aarde: jonggesnoeide.
Vraag den plaggen in het grauwe veld,
Vraag de haver en 't forsche koren,
Waar of ik liet den kleinen held
Die tot de koningen wou hooren!
Nog heugt me scherp als schroeienspijn
Hoe ik dien eerste Octobermorgen
Optrok tegen het windgeschrijn,
Tusschen de groot're broers geborgen.
Scheem'ring stak uit het zwarte woud
Haar donkere horens in de heide;
Van hand en voetjes overkoud
Oude Daglooner