E
o
fM
NO
O
10
Man loopt naar zijn fiets, haalt de brief weer
uit zijn zak, leest wat er niet zou staan, leest.
Achter hem het glazen huis van wie zojuist
nog zijn werkgever. Voorjaarslicht kaatst
tussen de kantoren, maar hij moet hier weg,
naar waar hij woont, om de orde van de
meubels, de stilte van de rijen boeken,
troost ook van het kleurbewuste schilderij
en in de hoeken naast het raam de kalme
vazen. Daar zal hij zich terugvinden bij
de hoge kast met de sloten. Alle tijd nu om
zijn wapens schoon te maken, te oliën.