rz Q> O O O) fN Hond sprong omhoog pakte mijn arm Het was een rechtopstaande hond. Hond, Hond, zei ik. Zijn dunne grijze tanden graveerden mijn bot. Wij, samen, walsten vier voetafdrukken in de snel purperende sneeuw, 6c de ketting bevrijd van de Hoeders lus siste achter ons als een komeetstaart. Kaken ontspanden 6c beten voor grip; een zee huilde door mijn vingers. We slingerden ons huwelijk beweging voor de menigte; ploegden toen C 5 wonden op de wind: C Pijn, veronderstelde ik, 6c de Hond jankte erna. Geheugen Angst! Daarna sloeg Kracht van de monumentale hand naar beneden op de snuit van deze Shuck Dat meet de kubus van alles wat ik ben. De Hond wond vlees op: Ik drilde zijn Dan Met een laatste dialectiek, Dood. Hij rolde over de winterstraat. Zijn gang verstoord, argument volledig. Nov. 2013

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2014 | | pagina 25