het park in; een aardige oude heer die zich weer eens onder de mensen begeeft. Maar mensen zijn nergens te bespeuren en ontspannen is hij in het geheel niet. Dit is de wereld die hij een tijdje geleden heeft afgeschaft. Eigenlijk wil hij alleen maar in zijn leunstoel zitten en naar Lusie kijken, af en toe de kinderen op bezoek hebben. Het gevoel iets te zijn vergeten verdiept zich tot een zware zwarte bal, ergens in zijn borst. De duisternis in de bosjes wordt steeds dichter, reikt al gretig naar de open ruimten van de gras velden. Op een van de open plekken bevindt zich een kinderspeel plaats, met aan de rand daarvan een paar houten banken. Hij gaat op het eerste bankje zitten en starend naar de zandbak en de klimrekken herinnert hij zich levendig de wandelingen op zondag. Hij ziet zijn jongste dochtertje weer uitgelaten op de schommel zwieren, hoort bijna haar van opwinding gillende lach. Maar dan krijgt die lach plotseling een spottende onder toon en rillend zet hij de herinnering van zich af. Nog voor de vrouw hem aanraakt schrikt hij wakker. Alsof diep in hem iets alert is gebleven en op haar nabijheid reageert. Ter wijl ze informeert of hij in orde is, verbaast hij zich over het gevoel in hem: een duisternis die zich niet langer beperkt tot één enkele plek ergens in zijn borst, maar die zich door zijn hele lichaam heeft uitgespreid. Hij staat op, zijn hand wat trillend op de arm van de vrouw, verwarde woorden stamelend. Maar dat gedrag is niet in over eenstemming met zijn gedachten of gevoelens: zijn lichaam, vol met die dreigende duisternis, voelt zich steeds krachtiger en zijn gedachten lijken steeds verder van hem verwijderd. Hij kijkt toe wat de vreemde kracht in zijn lichaam doet, want het is die kracht die het toneelstuk van de zwakke grijsaard speelt. De vrouw laat zich daardoor misleiden en ondersteunt hem een paar passen. Plotseling grijpt hij haar beet en drukt haar stevig tegen zich aan. Heel even is haar lichaam zacht en willoos, verrast door de onverwachte agressie, dan probeert ze zich los te rukken. Maar dat staat hij niet toe. Hij houdt haar strak tegen zich aan, on gevoelig voor haar krabbende nagels, en met een groeiend af grijzen voelt hij hoe de zwarte duisternis hem verlaat en bij

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2014 | | pagina 30