huis te vluchten, maar dan herinnert ze zich weer hoe ze de deur achter zich sloot. Hoe kan ze naar huis? Naar de kille per soon die ze daar zal treffen? De man met wie ze getrouwd is, maar met wie ze niets meer gemeen heeft. Steeds meer geluid en licht, steeds meer mensen. Neonreclames flikkeren in gele, rode en groene kleuren. Ze gaat een van de vele kroegen binnen, bestelt een rode wijn. In het glas starend realiseert ze zich niet meer naar haar vriendin te kunnen gaan, zoals ze zich had voorgenomen. Waarom weet ze niet precies. Zonder ook maar één slok van de wijn te hebben gedronken loopt ze weer naar buiten. Verder, almaar nerveuzer en wan hopiger. Maar hoe ze ook loopt en waar ze ook aan probeert te denken, de dreigende duisternis in haar raakt ze niet kwijt. Ze zoekt iets ja, maar wat? Drank? Om daarmee de psychische vuiligheid van de aanranding uit haar weg te spoelen? De ver moeidheid van veel beweging? Indrukken van kleur en licht en muziek? Dat zijn de dingen die in overvloed om haar heen aan wezig zijn, zonder verlichting te brengen. En daarom blijft ze doelloos door het centrum lopen, in steeds grotere cirkels. Tenslotte is ze uitgeput en niet langer in staat zich tegen die duisternis te verzetten. Ze gaat zitten, zomaar op een stoep rand, ergens in een van de vele straten. Ze hoort de grappen van de voorbijgangers niet, merkt niet hoe het later en later wordt, de straat steeds stiller en donkerder. Na verloop van tijd stopt er een auto. Het portier gaat open en een mannenstem vraagt haar of ze ziek is, of hij haar kan helpen. Maar ze blijft omlaag staren en zwijgen, ook als de man naast haar gaat zitten. Het geluid van een aansteker, het uit blazen van rook. Uiteindelijk kijkt ze toch op: het licht van een lantaarnpaal toont een jong gezicht, vol schaduwen. Ze blijft naar hem zitten staren, tot ze, wanneer hij zijn sigaret weg gooit, haar arm om hem heen slaat en tegen hem aan leunt. De duisternis in haar wordt sterker; haast een afzonderlijke en titeit, die angstig pulseert en tast, alsof hij een uitweg probeert te ontdekken. De man streelt haar haren, spreekt als geruststelling bedoelde woorden en probeert zich dan van haar los te maken. Maar dat laat ze niet toe. Integendeel. Ze voelt een kracht in zich die sterker is dan zijzelf; een kracht die met zwarte vingers tot in

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2014 | | pagina 32