S
O
rz
<3
<3
<3
KJ
IN
v©
Hij weet niet wat er gebeurd is.
Hij rent door de godganse stad.
Een dreigende score, jachtig koper,
onbekende namen op het generiek.
Dikke plakken stad.
Woonblok over tunnel, snelweg over blok, dan
de brug en de heidense hemel.
In de tunnel krijg je last. Het verkeer zit er vast.
Een heleboel kleine straatjes in die buurt.
Volle vallen, vale vellen, vlees en bloed dat gluurt,
te dun gekleed, te vet gemest, te vaak gepest.
Hij weet niet wie, hij weet niet wat.
Hij heeft niets op zijn onsterfelijke lever.
Zeven uur 's ochtends. De tengels diep in de zakken,
de vrieskou in de lurven, de automaat buiten gebruik.
Is dat bloed, daar op dat luik?
Het gerucht gaat, het giswerk blijft, het belang eerder
klein dan groot. Een wrak, oud ijzer, lood. De een of
de ander passeert, dringt, dwingt, duwt.
Het verminderd toerekeningsvatbaar koor
van jachtige kopers en gierige slopers komt en koopt
en schraapt. Inwisselbare crises.
Eerst ging hij die kant op en dan zo en dan zo en dan
zo. Hij rent door de godganse stad.
Hij weet niet wie, hij weet niet wat.