3 00 <3 (3 Os Hoe schoon, dit van de zee gestolen land Dat wordt bevolkt door zoutgetaande Zeeuwen Die stug hun houten vissersschepen breeuwen Gebogen door de wind en door Gods hand Er liggen schelpen op het strand te geeuwen En zachtjes lillend aan de waterkant Ligt dood een kwallenlegioen in 't zand Rondom mij klinkt het schor gekrijs van meeuwen En dit geluid, dat is van alle eeuwen C Dit rauw geklaag, maakt me van binnen kil q Verlamt de diepste vezels van mijn wil En helemaal word ik van binnen stil C Als ik bedenk - gedachte waar 'k van ril - o> Dat kwallen in hun sterven zouden schreeuwen O

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2014 | | pagina 50