HET OOR VAN APPEL
V)
QJ
O
Ik hoor bij de gelukkigste twaalf procent van Nederland. Ge
lukkig. Ik hoor vast ook bij de grappigste twaalf procent van
Nederland. Grappig. Volgens velen hoor ik ook bij de domste
twaalf procent van Nederland. Jammer.
Volgens mij heeft Geert Wilders gewonnen. Ik zit, vrijdag na
de zwartwitverkiezingen, in de trein naar Amsterdam. Het
Rijksmuseum. Op de stoel van de vierzits naast mij ligt een ver
fomfaaide krant. Links boven een groen vlak, witte letters.
Doorbroken door de wonderbaarlijke verschijning met wit
haar. Vóór hem een horde achterhoofden. Voorpaginanieuws.
Ik weet het zeker; Wilders won. Mijn stem verloor. Ik maak me
groot. Trots ga ik rechtop zitten.
"CDA en D66, hè," een man in driedelig pak stapt de coupé in.
Gevolgd door een miezerig vrouwtje. De trein vermindert
vaart. Ik bestudeer - om mijn locatie te bepalen - het infor
matiebord naast de schuifdeur. Geen hulp. Het is nog vroeg, ik
ben nog niet in Amsterdam.
"En voor Wilders een klap in het gezicht. Eén zetel minder
zelfs. Dat moet pijn doen," zegt de man. Ze gaan in de vierzits
naast mij zitten. Wilders belandt naast mij op de stoel. Toch
niet gewonnen. De domste twaalf procent van Nederland. Ik
laat mijn schouders zakken. Kijk op mijn iPhone. Mijn oor
bellen, mijn kersenrode lippen, omlijnde ogen. Mijn glimlach.
De trein maakt vaart.
Driedelig pak en mantelpakje staan op. Ik kijk weg. Schaamte.
Papieren Wilders staart me aan. Vals beeld. De trein mindert
snelheid. Mijn ogen schieten naar het informatiebord. Wazige
brei. Ze glijden naar mijn horloge. Half één. Zou kunnen. Weer
naar het informatiebord. Letters dansen, springen op en neer.
O