TeenenTander (1972), Trifid (1973/1977), fCR Publicatie (1980),
DRUKWERK (jaren tachtig), waarvoor hij ook bijdragen wist te
krijgen van literaire kennissen als Eddy C. Bertin, Tais Teng,
Paul van Herck en Ef Leonard, ook allemaal grote meneren
in het genre. Dat die tijdschriften allemaal heel ambachtelijk
met stencil- en nietmachine werden geproduceerd, maakte ze
eigenlijk interessanter dan de vooraanstaande, glossy literaire
tijdschriften, omdat ze een grote uitstraling van persoonlijk
enthousiasme droegen. Zijn verhalen werden opgenomen in
professionelere verzamelbundels, die via de boekhandel breed
beschikbaar waren (bijvoorbeeld De toekomst en de angst, 1974;
Dans in de ruimte, 19 77; Tussen tijd en schaduw, 1978; Ganyme-
des, 1981, 1983, 1984 en 1985; Crime jaarboek, 1986). Er waren
verhalen vertaald in het Frans (SF d'expression néerlandaise,
1975), Duits, Engels (New Worlds From the Lowlands, 1982) en
Spaans (Maestros de cienca ficción 1, 1977). Bovendien publi
ceerde hij ook nog verhalen als Edgar P. Wyndham, Julian
Charles, J.R. Charles, Ziggy Zeitgeist en nog een heleboel andere
pseudoniemen. Vaak werden die verhalen geschreven om geld
te verdienen, gepubliceerd in bijvoorbeeld de Vlaamse man-
nenblaadjes Hoho en Maxi Hoho, maar ook zijn literaire werk
zette hij onder het pseudoniem Paul Pandira apart.
Indrukwekkend was de dikke verhalenbundel Het menselijk
monster, in 1977 uitgebracht in de Kludde-reeks van uitgeverij
Brabantia Nostra, waarin eerder werk van Conscience, John
Flanders, Mark Ruyffelaert en Rico Bulthuis was verschenen. Er
was nog geen internet, nog geen Printing-on-Demand, en elke
boekpublicatie bij een echte uitgeverij, groot of klein, hield
welhaast een officiële erkenning in. In het nawoord van
Het menselijk monster, 'De voorlopige memoires van een
buitenaards wezen', vertelt Julien dat hij altijd schrijver wilde
worden en in de jaren zestig onder de naam Paul Pandira al een
decennium als experimenteel dichter achter de rug had. Na het
behalen van zijn diploma Hogere Middelbare Handelstudies
werkte hij overdag onder meer bij een verzekeringskantoor
('een afgrijselijke ervaring als je meer dan 65 IQ hebt') en in de
avonduren schreef hij: 'in het begin meestal experimentele
poëzie voor de avant-gardetijdschriften zoals Baal StuipTNT,
Het Kahier X, Yang, Moment, Otzdos van deze laatste twee
was ik trouwens respectievelijk medestichter en stichter.' Van