Haar naam is je niet bijgebleven, wél haar haar. Hoe donker dat rood was, hoe bleek haar huid. Hoe bleu jij werd toen zij plots naast je zat. Hoe je pas nu de woorden vond die toen bestorven in je mond. Dat ook nu haar naam je niet te binnen schiet, nu met huid en haar zij daar weer naast je zit op de plek die uit gesleten is in je geheugen. Waarheen heb jij haar laten gaan met die naam en haar, en niet jouw, toebehoren? Hoe diep is de bres in je herinnering die zij sloeg, waar zij op staat?

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2016 | | pagina 9