Haar naam is je niet bijgebleven, wél haar haar.
Hoe donker dat rood was, hoe bleek haar huid.
Hoe bleu jij werd toen zij plots naast je zat.
Hoe je pas nu de woorden vond die toen
bestorven in je mond. Dat ook nu haar naam
je niet te binnen schiet, nu met huid en haar
zij daar weer naast je zit op de plek die uit
gesleten is in je geheugen.
Waarheen heb jij haar laten gaan met die naam
en haar, en niet jouw, toebehoren? Hoe diep is
de bres in je herinnering die zij sloeg, waar zij
op staat?