3
E
<N
Het oude huis kent zijn adres niet meer.
Met onsterfelijke ogen ziet het huisdier
hoe de dagen hier ruisend voorbijglijden.
Het najaar ligt al opgeslagen in de tijd.
Een namaakwerkelijkheid ontspint zich.
Een schim vervoegt zich bij de bewoners
en veegt het cement van hun voegwoorden.
Het leven wordt voortaan anders genoemd.
En de dichter, hij ontdooit een versregel
2 en verraadt hem dan, nog ongeschreven.
Maar zijn beeldspraak werkt bevruchtend,
zijn metaforen smelten in de volksmond
O*
en de rijmwoorden worden heimelijk bewaard
in de stille verlichte kelders van de dichtkunst
waar zij na vele jaren uit elkaar zullen vallen,
niet meer te spellen, niets dan afval van taal.
O)