Een dichter is de facto storend,
als hij in de diepte borend
stuit op betekenis en zin
waarvoor hij voordien was hardhorend.
II
Als dichters in de taallaag boren
en alle storende factoren
niet toestaan in hun werkzaamheid,
zijn zij als dichter al verloren.
III
De mens, factor van alle misverstanden,
legt graag de schuld hiervan in handen
van een god die het wel grappig vindt
en lachen moet om deze offerande.