Hij zag ze komen, een bloedrode stroom,
ze hielden vlaggen hoog, vaandels en banieren
en liepen en riepen en schiepen zo de droom
om de komst van de nieuwe mens te vieren.
Ze kwamen uit de steden, uit diepe stegen,
uit zwarte schuren, de hutten van de landerijen,
van laaiende schepen, - en volgden nieuwe wegen.
Hij sloot zich aan en werd een loper in die rijen.
Ze gingen voort, verdwenen in een ver verschiet
en kwamen weer tevoorschijn op het toneel
waar de macht en de banen werden verdeeld.
Hij zou herboren worden. Hij werd het niet.
Hij was en bleef een figurant in het geheel
van het paradijs dat hij zich had ingebeeld.