En de vreemdeling vertelt. Flarden van verhalen over zijn
beweerde belevenissen. Over de steppen waar hij ronddoolde
op zoek naar het Elixir. Over zijn ontmoeting met een zekere
Casanova in het serailpaleis van de Osmanen. Over het Woud
der Penselen, waar de oneindige en toch overzichtelijke kennis
van het verre China wordt gedoceerd. Over de rechtlijnigheid
van de tijd die wiskundig gezien zonder einde is: als wij er ooit
in slagen volstrekt recht te lopen, zegt hij, volgen wij het cor
recte tijdpad en is onze toekomst zonder verspilling of einde.
Ons probleem is dat wij steeds opzij kijken - nooit recht vóór
ons, waar ons in principe oneindige futurum door alle terzijdes
en lustige afdwalingen snijdt als door koek. - Maar o, die ar
moedige beheersing van zijn Frans! Wat wil hij toch overbren
gen, wil hij de passagiers vermaken, beleren, een rad voor ogen
draaien?
De patriciër laat zijn gedachten wegdwalen onder dat noncha
lante en tegelijk gedreven gepraat van de vreemdeling, dat
maar enkele schuchtere en zeer beknopte reacties onder zijn
toehoorders wekt. De vermelding van de schuinsmarcheerder
Cadasona of hoe hij ook heet, die de patriciër zich uit de cou
ranten en het geklets in het koffiehuis herinnert, brengt hem in
één zucht naar huis, naar het gerieflijke grachtenpand en bij
zijn private arrangementen; bij de echtelijke sponde waar hij
de akker van zijn gade, zijn geliefde Selene, regelmatig laat
ploegen door de huisknecht Cnaap, steevast onder zijn eigen
toeziend oog door het kijkgaatje achter de draperie. Het is nog
de enige wijze waarop hij Selene en zichzelf tevreden en in het
gareel kan houden, en Cnaap is gelukkig een gevoeglijke kerel,
gezegend met dociele stupiditeit en een zwijgzame natuur.
Maar nu, door die vreemdeling, wordt Cnaaps trouwe, rijzige
gedaante in de taferelen in het hoofd van de patriciër verdron
gen door die gedrongen houten klaas met zijn heidense tul
band, de Automaat die aan Selene kreten en zuchten ontlokt
die hij nooit eerder heeft vernomen, al is ze met Cnaap wegens
diens paardenroede ook niet bepaald stumtn. Achter de luiken
van zijn steeds dichtvallende ogen aanschouwt de patriciër een
houten achterste. Op en neer gaat het, en de patriciër staart nu
door het kijkgat tegen het zenit van de houten tulband aan,
een goudkleurige knop, en hij hoort de vreemdste geluiden in
een onstuitbare vloed aan Selene ontstijgen. Nu eens lijken ze