delijk dat noch menselijke samenlevingen noch meisjes noch
boeken in perfecte, niet met onregelmatigheden bevlekte vorm
voorkomen; en dat het juist die imperfecties zijn - dat ene ver
haal dat je eigenlijk niet wil, dat ene hoofdstuk dat je zelf net
even anders geschreven zou hebben - die je later, veel later, het
meest ontroeren. En ook je inzichten over goed, waar schoon
plus wat boekenkastwaardig is veranderen, zodat je boekenkast
op den duur een weerspiegeling wordt van je education senti-
mentale waarin de kundige geoloog de fossielen van eerdere,
naïevere fasen kan ontdekken. De periode dat ik me afpeigerde
om een fantasyboek te schrijven bijvoorbeeld - geïnspireerd
door Tolkien, wiens driedelige monsterwerk over de queeste
van de ring ik waarschijnlijk nooit meer herlezen zal. De pe
riode dat ik gegrepen was door het werk van Dostojevski, waar
schijnlijk de enige schrijver van wie ik alles gelezen heb wat er
vertaald is. Daarvan blijven uiteindelijk dan twee, drie boeken
achter op het strand van je boekenplank. En meer recent de
Nabokovtijd, die god van de pen die me een tijdje volslagen
mismoedig maakte met de schijnbare onevenaarbaarheid van
zijn stijl. Opeens kan zo'n aanval van toewijding aan een
auteur voorbij zijn, zo'n stadium waarin je alles van iemand
wilt lezen. The Great Gatsby was ijzersterk, maar Tender is the
Night laat ik rustig links liggen. En sommige schrijvers smeer je
bewust uit - want het beste boek blijft altijd het volgende.
Ook bij de strengste selectie gaat het bij de boekenkast dus om
iets heel anders dan een uitgelezen keur van het beste van het
beste. Het is veel meer een portret van jezelf, door de tijd heen.
Alle boeken gaan over jou en jij komt in alle boeken voor. Ze
vormen even zoveel herinneringen aan momenten van plezier,
van vervoering, van spanning, van instemmend gemompelde
herkenning. En soms hechten zich herinneringen aan boeken
die met het boek zelf niets te maken hebben. De pocket over
'warped space time time travel', nooit helemaal begrepen,
maar gekocht in een hete zomer in Helsinki (een straat ver
toont zich in m'n hoofd). De Blauwe Bandjes van Verne, voor
het eerst gelezen bij een inmiddels tot potgrond gecomposteer-
de oom (zonlicht in een huiskamer). Nog later, toen ik Verne in
de oorspronkelijke taal herontdekte, die flodderige zakeditie
van Autour du monde en 80 jours (een kristalheldere voorjaars-