Wie anders dan het woord kon dit uitgelezen heelal smeden dat als een held in je mond geboren wordt? Kijk het toch aan, raak het aan! Kijk het nu aan, hoe het ontbrandt in een echo van waterlelies! Heeft zijn angst hier niet de onschuld van een holle retoriek van lianen? Hier, tussen kunstig smeedwerk van korstmossen die aan minuscule geulen ontspruiten, begon het niet hier zijn argeloze ijsbloemenvlinders in het rond te kleppen? Wat vervangt ooit dat geloof waardoor het wordt verteerd en dat het lot doorzichtig maakt? Stijgt niet hier - de halsstarrige spies van de lengte ontlopend - onbesuisd een palmboom op om in zijn verzonnen hemel los te barsten, meester, niet in het afsteken van vuurwerk, maar in puur en kunstig genot? Dat woord, jawel, dat woord, dat woord dat bezwijkt, dat in het walmen van schaduw stikt, dat behoedzaam - als een zucht - beweegt om scharnieren van schimmig lamé, dat waarop de aura van de stem versplintert, mistroostig, alsof het botst op een fraaie zweer van zilver, dat wat zijn zure klinkers baadt in bekschuim van offerduiven, dat wat tot op de koorts bevriest als het niet, eenzelvig, verzengt in de plotse barheid van een traan, kijk het toch aan, raak het aan! Kijk het nu aan! Kijk het aan, volstrekt woordeloos, zonder stem, zonder weerklank of spraak, exact, kijk hoe het in muren van glas verliefdheid van water krast!

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2017 | | pagina 48