troonsafstand ten gunste van zijn vierjarige telg, maar nooit zou de jongen enige troon beklimmen. Met zijn moeder Marie Louise ging hij naar haar Oostenrijkse vaderland, waar hij zijn leven verbracht in een soort ballingschap: voortbrengsel van enerzijds een bijna fossiel monarchengeslacht en aan de andere kant van een geniale parvenu, opgerezen uit de anonieme bur gerij van een zongehamerd eiland in de Méditerranée, waaraan voorlopig niemand herinnerd wenste te worden. Kortom: men zat met de knaap in zijn maag, hij was de risee van Europa die tot opluchting van velen al in 1832 op 21-jarige leeftijd over leed - de vertrekken die hij daartoe in Schönbrunn toegewezen had gekregen, waren ook gebruikt door zijn vader, toen die in 1809 Wenen had bezet. Zijn moeder, de zowel onwillige als gevoeglijke gade van Frankrijks glorie en doem, had haar man al na zijn eerste afzetting in 1814 verlaten, mét de erfopvolger, en hertrouwde met haar minnaar graaf Adam Adalbert van Neipperg, van wie ze vóór de huwelijksdag al twee kinderen baarde. 'Der Franz' - hij had van Fransman Duitser moeten worden - maakte intussen enkele trouwe vrienden in de nieuwe habitat, zoals Anton Graf Prokesch von Osten, aan wie hij toevertrouw de: 'Mijn moeder is vriendelijk maar zwak, zij was niet de vrouw die mijn vader verdiende/ Franz' ellendige dood in Schönbrunn was het gevolg van tuberculose: 'Ik verlang alleen nog naar de dood.' Zijn moeder zat aan zijn sterfbed, overleef de hem vijftien jaar, en trouwde nog een keer. Hoewel geliefd door de keizerlijke familie en niet van vrienden en vriendinnen verstoken, leidde Franz een vrij eenzaam leven. Zijn uiteindelijk enig overgebleven vriend, zei hij, was een ge kooid zangvogeltje. De soort ben ik vergeten, maar het diertje is te bewonderen in de sterfkamer: in een vitrine, opgezet en grijzig. De kamer is vrij klein, schemerig en somber. Het klein aandoende houten sterfbed is groen bekleed; links ervan, als je ervoor staat, prijkt op een ezel een prent met de sterfscène, rechts ervan in een vitrine het grote witte dodenmasker, een liggende buste in bed - net als op de gravure die de Kupfer- en Stahlstecher Franz Xavier Stöber van het doodsbed maakte. Opvallender dan op die prent is het magere, benige gezicht van de ontslapene, die net bevorderd was tot kolonel, want Franz

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2017 | | pagina 73