oo
Ck
O
eü
v
O
Q>
In mijn hoofd gromt en grauwt een ijssel
een gure storm draait en kolkt stroom
staande op een krib onder zware wolken
herinner ik mij de boten van gisteren
als kleuter tekende ik ze vol grote reizen
mijn klompen dreven op dromen
maar wie redt mij nu van de rivier waarin
mijn woorden zinloos naar zee drijven
wat eet en drinkt een visser met kerstmis
waar is het meisje dat altijd vrolijke
vissen in klei kraste wie is mijn opa
nu eens eufraat dan weer tigris speelt
de rivier zich af en toe een verleden
wilgen buigen met gekromde tenen
Q) hun verleden van droogte en overvloed
de ijssel een pardon om thuis te komen
f