om je onhandige bewegingen
met handen en voeten
te volgen en je vogeltjesdans
te zien, want
ik hou,
ik hou zo
Het winkelcentrum doemde voor hem op. Auto's stonden h
en der geparkeerd, maar wel netjes in de vakken. Ze leken ban
voor elkaar, wilden niet naast elkaar staan. Net zoiets als in dg
bus. Geert ging pas naast iemand zitten als er verder geen nlaa^
meer was. fw<us
De fietsenrekken waren nog ver, vond Geert. Hij hield eigenlijk
niet van bewegen, had tevens een snelle stofwisseling. Dat was
zijn redding, anders was hij nu moddervet. 'Sport' en 'sportief'
waren woorden die hij eigenlijk niet wenste te kennen. Han
gen, liggen, luieren, slapen, soezen en zitten vond Geert eigen
lijk al te veel. Hij was goed in kijken zonder wat te zien. Dat
zijn longen bewogen en zijn hart, was eigenlijk genoeg. Op
tijd zijn medicijnen innemen, was een van de weinige taken
die hij had.
Het was elke dag hetzelfde in het winkelcentrum. Dezelfde
mensen, dezelfde boodschappentassen, dezelfde boodschappen
dezelfde rollators. De buurt was aan het vergrijzen, dus liepen
er alleen maar zuurpruimen en zeikerds achter de winkelwa
gens. Ergens op een bankje rond een pilaar zat vrijwel iedereen
te praten over ziektes en medicijnen. Enkelen hadden de moed
al opgegeven en staarden, al kwijlend in een zakdoek, wezen
loos voor zich uit. Een bankje voor verliezers, bezet door doden
en stervenden.
Geert wilde dat alle mensen zo waren als de meisjes van de
bloemen- en plantenzaak. Onwillekeurig vroeg hij zich af waar
om de vriendelijke en altijd vrolijke dames verder nergens te
bekennen waren op zijn planeet. Kadetje was ook niet altijd
vrolijk, leek soms depressief
Geert wordt overvallen door een intense moeheid, kan er niet
mee omgaan en raakt in paniek. Waar komt dit vandaan? Het
lijkt alsof al zijn bloed zijn hersenpan optilt, alsof het uit zijn
oren wil spuiten. Het doet pijn. Tussen de normale beelden
door, ziet hij heftige schitteringen. Er zit vuurwerk in zijn
hoofd. Geert voelt angst opkomen en vlucht het winkelcen
trum uit. Buiten wordt zijn zware ademhaling minder. Zijn fiets
moet het even zonder hem doen.
Hij staat plotseling oog in oog met een hoog gebouw. Geert
volgt de gevel naar de hemel en voelt alle ellende van zijn rug
glijden. Hij ademt weer normaal.
Hoe zou het zijn om daar te staan, op de rand van dat dak? Hij
zou naar beneden kijken.
Zou hij dan echt voorover vallen? Of opzij of naar achteren?
Hij loopt de betonnen trap op, naar het dak. Boven gekomen
gaat Geert inderdaad op de rand staan en ziet alles anders. Hij
haalt diep adem. "Geloof de waarheid niet!" gilt hij naar bene
den. "Denk niet dat je in het pikkedonker kunt zien en weet
dat in elk griezelig verhaal plotseling een monster opduikt