Nolans wangen staan bol van de laatste slok. Hij knipoogt naar
Fred en verlaat de kamer. Zijn collega's zullen denken dat hij
naar de wc gaat.
De pasta van zijn huisgenoot was niet helemaal gelukt. Kauwen
was eigenlijk overbodig. Het gesprek vond Nolan ook niet ge
slaagd, het lijkt of Herman alleen nog kan praten over zijn
onderzoek naar autisme bij kunstenaars. Toen Herman naar
boven ging om twee toetjes uit zijn eigen koelkast te halen,
deed Nolan rustig zijn schoenen aan.
Nu is het een kwartier later en zet hij zijn fiets neer voor bier
café Kandinsky. De ramen zijn beslagen, gegons komt erdoor
heen gesijpeld. Er staat een groepje rokers buiten, eentje leunt
naar voren.
"Nolan?" zegt ze. "Jij hier?"
"Ik hier," zegt Nolan. "Jij ook?"
"Nog wel."
"Spreek je nog," zegt Nolan en hij knikt naar de andere rokers.
Hij doet de deur open, lawaai overspoelt hem. Hij hangt zijn
jas op aan de kapstok naast de deur en glipt tussen mensen met
rode wangen door naar de bar.
"Teunis, wat heb je allemaal op de tap?" vraagt hij.
"Nou, ik heb hier een vrij onbekende Vlaamse klapper," zegt
Teunis. Hij legt een hand op een tap. "Dit bier is voor jou ge
maakt, Nolan. Volgens mij loop je er zo mee weg."
Nolan voelt een vlakke hand op zijn schouder landen en kijkt
om.
"Henry, godver," zegt Nolan. "Je bent er al."
"Je kent me," zegt Henry. "Berichtje van Nolan Téigh? Dan laat
ik alles uit mijn handen vallen."
Hij lacht luid. Nolan bestelt twee vrij onbekende Vlaamse klap
pers.
Het gesprek gaat over vrouwen, het woord 'commitment' valt. I
Henry en Nolan lachen en vloeken vaak, de glazen worden ver- I
vangen, de avond versnelt.
"Wat zeg jij, Téigh, bittergarnituurtje erbij?" zegt Henry.
Nolan knikt.
"Teun, ouwe," zegt Henry. "Heb je nog twee van deze en een
bittergarnituurtje?"
"Voor jullie altijd, heren," zegt Teunis.
Hij loopt door de smalle deur het keukentje in. Henry staat op
van zijn kruk.
"Moeten we vaker doen, man, dit. Zo terug," zegt hij.
Hij manoeuvreert door de gloeiende drukte, tussen de tafeltjes
door, naar de wc, achter een crèmekleurige deur in de hoek.
Nolan neemt de laatste slok van zijn tweede klapper als het
meisje van eerder naast hem komt staan.
"Goed biertje?" vraagt ze.
Hij knikt.
"Chloé, je hebt je jas aan."
"Je bent in elk geval nog scherp," zegt ze.
"Ga je weer roken?"
"Nee."
Hun oogcontact houdt aan. Nolan loopt achter haar aan en
pakt zijn jas van de kapstok.
3
Ochtend in de binnenstad. Nolan doet de voordeur open, er is
niemand op straat. Hij pakt een schoen uit de hal en zet die in
de kier voor de deur. Hij fietst langs de rijen lage huizen. Oude
arbeiderswoningen die allemaal anders zijn - en toch lijken de
straten op elkaar. Nolan is een van de eersten bij de super
markt. Hij keert terug, tilt de schoen op, sluit zacht de deur,
pakt een houten bord en een glas uit de keuken, stalt op tafel
een ontbijt uit met croissants, aardbeien en versgeperste sinaas
appelsap, en loopt terug naar de voordeur. Met zijn hand op de
klink kijkt hij naar de trap. Hij probeert het geluid van haar
adem te destilleren uit de stilte. Hij hoort alleen het niets van
een vroege zaterdagmorgen. Hij knoopt zijn jas verder dicht en
vertrekt.
Thuis in de Luchthavenlaan staart Nolan naar het doek op zijn
ezel. De contouren van een mens, staand, met achter hem of
haar een stoel en daarnaast een tafeltje met bloemen erop. De
kamer op de achtergrond is al gedetailleerd, de mens op de
voorgrond nog niet. Nolan drinkt koffie en loopt heen en weer