EEN WONDERBAARLIJKE
GENEZING
O)
De deur van zijn kamer zwaaide open. Verzorgster Anja waaide
binnen, voor de dagelijkse reiniging van toilet en vloer Ook
hielp zij hem bij het aantrekken van zijn schoenen, want over
een uurtje zou het zover zijn, zou de zon hoog genoeg staan
3 om naar buiten te gaan, om een sigaartje te roken in een zon-
beschenen luwte in de binnentuin van het gesticht.
«Dus je hebt het aan de stok gehad met Ellen "informeerde
o: An^a 'voorzichtig, nieuwsgierig. "Heet ze zo?" Die met dat
zwarte hemd ja, de zwarte broek, schoenen en ziel, uitbundig
3- krullende grijze haardos en puist op haar linker neusvleugel
en Anja lachte. Hij vertelde hoe het de eerste avond al was
misgegaan. Hoe hij uit zijn rolstoel gedwongen werd en in een
gewone stoel gehesen werd, wat verrekte pijn deed, een stoel
die men onzacht aanschoof aan de eettafel. En dat de prakniet
te vreten was geweest en hij erg moest wennen aan al die zom
bies om hem heen die elkaar geen suf gekookte sperzieboon
gunden, noch gekookte gehaktbal en die luidkeels schransd^
en schraapten zonder evenwel een woord te zeggen. En dat hi]
na het leegeten van zijn bordje verzocht had hem weer in zi,n
rolstoel te hijsen, waaraan voldaan werd, na een opmerkeli)ke
stilte, en dat hij toen hij wegrolde om een goed,hee"k°^e,nH^
zoeken in zijn kamer medepatiënt Johan hoorde zeggen.
mag wel weg maar wij moeten blijven zitten." Hetgeen bi, hem
een vreselijk vermoeden wekte: dat hij hier gevangen zat en net
zoals de anderen na elke avondmaaltijd zou moeten nabli)ven
om Om wat, en waarom eigenlijk. "Zo zijn de reg
fluisterde Anja. En ook: "Ik denk niet dat ik mijnmoeder hm
zou onderbrengen. Mijn schoonouders wel natuurh kDe p
cedure was dat na het opdienen van de avondmaaltijd, die
mentaal en/of lichamelijk gehan^apte hoogbe^arde kostga
gers in enkele minuten verorberden, het personeel zei gi gj
eten, terwijl de gasten tegen wil en dank naar het plafond en
elkaar zaten te staren. Hierna werd tergend langzaam de vaat
verzameld, afgespoeld en in de vaatwasmachine geplaatst. Dan
pas kwam het toetje. Hij had geprotesteerd en erger nog: ande
ren opgestookt in opstand te komen tegen dit regiem dat elke
dag zijn eters gijzelde. Neem uw krukken en mep er eens flink
op los. Dat laatste had hij alleen gedacht, want de zwarte was te
duchten. Had hij Anton, de man van mevrouw Jobse, die zijn
levensmoede vrouw tweemaal daags kwam bezoeken en bezig
houden met geromantiseerde verhalen over hun gelukkige huwe
lijk, niet opgestookt haar weg te halen uit de eetruimte, zodra
zij haar bordje leeg had? Maar Anton durfde niet. "We zijn nog
niet klaar, Anton," zou de zwarte dan sissen. Anja knikte be
grijpend. "De macht van de kleine luitjes, meneer K. Buiten de
muren van de instelling betekenen ze niets, zijn ze schimmen
en bewegen zich in de schaduwen voort als hazen. Maar dat
hoef ik u niet te vertellen natuurlijk, meneer K." sprak Anja.
Die Anja toch. "Laat u niet op uw kop schijten, meneer K.," riep
Anja nog, opgeroepen elders pis en stront te gaan opdweilen.
Die avond kwam de confrontatie. Na de maaltijd zuchtte hij
luid, diep en langdurig, hetgeen niet onopgemerkt voorbij
ging. Er hing iets in de lucht. Het gekeuvel van de staf ver
stomde. Meneer Dingemanse, 89 en totaal seniel, riep dat het
buiten scheef sneeuwde en dat hij moest poepen. Mevrouw
Jobse, die hij nog nooit iets had horen zeggen, zei nu: "Ben je
het zat? Ik ook. Ik wil hier ook weg." Er begon ook gemor te
klinken onder de andere aanwezigen. Meneer Cats rolde zijn
krant op en begon ermee te zwaaien. "Toetje! Toetje!" werd er
gescandeerd. Mevrouw Jobse sloeg opgetogen, levenslustiger
dan iemand haar ooit gezien had, de maat. De zwarte was
opgestaan en kwam dreigend nader. "lets niet naar genoegen,
meneer K.? U wilt naar uw kamer? Nou, dat kan." En zonder
pardon werd hij de huiskamer uitgerold, de lange gang op,
helemaal naar zijn kamer. Maar dat nam hij natuurlijk niet, hij
was teruggekeerd, met machtige slagen van zijn magere armen
de rolstoel voortwielend. In de huiskamer gearriveerd, was hij
uit zijn rolstoel opgestaan en had, verwonderd om de plots
teruggekeerde kracht in zijn benen, geroepen: "Mein Führer...!
I can walk!!!"