"Een beetje/' zeg ik. Ik wil niet teveel aan hem kwijt. Ik Bpk
geen familie.
"Schoonzoon bestiert nu de zaken/' zegt hij. "Jongere vent aan
het roer en zo. Zelfs de media vertrouwen hem. Allemaal mijn
invloed, uiteraard."
"Invloed?"
"Dat de media hem vertrouwen. Ik heb het over de echte me
dia. Niet die klassieke kanalen die alleen maar leugens vertel
len."
"Je hebt een onafhankelijke pers nodig," zeg ik.
"We hebben een onafhankelijke pers."
"Niet echt."
Hij is evenwel niet van plan met mij in discussie te gaan, niet
zoals de zaken er nu voorstaan. Dat wil zeggen: wij beiden op
het terras van een café in het centrum van Amsterdam. Hij als
balling in een Europese stad. Hoe wreed is dat lot niet?
Ik heb echter geen medelijden. Niet in het minst. Het kan me
geen bal schelen. Het kon me geen bal schelen toen hij tijdens
zijn campagne die toespraken hield/ toen hij die verschrikke
lijke dingen zei. Het maakte me niks uit. Omdat het over Ame
rika ging. Een ander land. En wat mij betrof een ander univer
sum.
Nu is hij hier. Een balling. Nog altijd maakt het me niets uit.
We vervolgen onze wandeling. Gezellig, onder ons beidjes. Hij
wordt echter meteen staande gehouden door een biotech. Dit
dinghalf zo groot als een mens en begroeid met een rode
vacht, als een vos en toch niet, kijkt op naar hem. Een bijna-
menselijke grijns verschijnt op zijn tandeloze gepunte bek. Het
spreekt met enige moeite enkele woorden uit. Donald begrijpt
ze niet. Hij gluurt over zijn schouder, naar mij, en trekt een be
denkelijk gezicht. Deze plotse aandacht stoort hem.
"Wat zegt het?" vraagt hij.
"Geen idee," zeg ik, naderbij komend. De biotech kijkt mij nu
aan, waarschijnlijk in de veronderstelling dat ik zal vertalen.
Daarom ben ik hier. De ware gevoelens van onware creaturen
vertalen. Maar het ding spreekt wartaal.
"Het spijt me, ik begrijp u niet," zeg ik, beleefd. De biotech
kijkt naar Donald, dan weer naar mij. De biotech maakt op
nieuw een geluid, waarschijnlijk uit frustratie, en verdwijnt
vervolgens tussen de passanten.
Van Houten wil weten hoe de dingen er voorstaan. "Hij is bi
zar," vertel ik hem, over de telefoon.
"Dat jij dat zegt..."
"Ik wist niet wat te verwachten," zeg ik.
"Je zag hem op televisie. Je las over hem. Wat verwachtte je?"
"Dit is de man in levende lijve. De man is bizar. Op een andere
manier dan op televisie."
"Ik wil dat je je concentreert," zegt Van Houten. Hij waar
schuwt me op die manier. Beschaafd, maar zonder mogelijk
heid tot compromis.
"Ik ben altijd geconcentreerd," verzeker ik hem.
"Hoorde dat je met een biotech praatte."
"Wat dan nog?"
"Zoals je wilt," zegt hij. "Doe je zin. Maar zorg ervoor dat HIJ
bij ons blijft, en niet een contract met een ander agentschap af
sluit. Zorg ervoor dat hij tevreden is. Waar is hij nu, overi
gens?"
"Toilet."
"Hij wordt niet verondersteld in contact te komen met een van
de... Anderen," zegt Van Houten. Hij lijkt niet zeker van de
juiste term. Voorlopig heeft nog iedereen daar een probleem
mee.
"Anderen?"
"Zoals biotech. Hou hem uit de buurt van biotech. Hou hem
uit de buurt van hackers, gekloonde mensen, spionnen, over-
heidsagenten, wie dan ook."
Wie dan ook bestrijkt een heleboel lui waarmee zelfs ik niet in
contact wil komen. Mijn leven is al complex genoeg. En daar
geniet ik van.
"Hij is klaar," zeg ik. "Moet me haasten!"
Ik verbreek de verbinding. Donald komt het toilet uit en ver
voegt zich bij me, zijn handen vochtig. We zitten nu aan een
tafeltje in het Grand Café Krasnapolsky, waar de obers een lan
ge zwarte schort dragen over hun zwarte pak.
"Ik wil best zo'n aardb^iencake, met een sterke koffie," kondigt
hij aan. "Herinner je je Twin Peaks?"
"Dat was kersenvlaai, geen aardbeiencake."
"Ze hebben hier geen kersenvlaai," zegt hij. "Kersenvlaai is
Amerikaans. We zijn hier in Holland. Hier zijn alleen maar
drugdealers en pooiers. Lui die Amerikaanse dingen zoals ker-