in Vlaanderen, maar vooral in Antwerpen, wonen. Maar it
oogst dan weer genoeg voldoening en al dan niet gemeende W
- beide vormen welkom - om de moed erin te houden.
Nu de vooroordelen. Die aan Nederlandse zijde zijn vaak ver
mengd met hilariteit en neerbuigende vertedering. Wat my
ontgaat is het Nederlandse clichébeeld van de Vlaamse taal. "i^
heb getwijfeld over België Want dat taaltje is zo zacht," zingt
Henk Westbroek, met Het Goede Doel op zoek naar een gi
schikt toevluchtsoord. Hoewel geboren in Bergen op Zoom
groeide ik op Zeeuws-Vlaanderen, dicht bij de Belgische grens'
In de grensstreek bestaan nauwelijks taalverschillen. Het regio
nale dialect ervaar ik als stoer. Maar waar in België is dan wél
sprake van een 'taaltje' en waar, vervolgens, is dat 'taaltje'
zacht? Zeker niet in de taalverwante Westhoek, waar 't Hof van
Commerce zetelt. "Widder zin stuntmann En we stuntn lik da
oljinne stuntmann stuntn kunn Zit er moa zeker van, heden-
doagse Tarzan We slingern in de bwomn en we springn over
caravann." Bepaald niet in Gent, niet in Antwerpen, niet in de
Kempen, niet in Vlaams Brabant of Belgisch Limburg kom je
zachte 'taaltjes' tegen. Wat voor 'taaltje' imiteren jolige Neder
landers dan wel op barbecues? Ik denk wat ze horen op radio
en tv, waar meestal beschaafd Vlaams wordt gesproken. Dat
lijkt op beschaafd Nederlands, maar zonder pijnlijk schurende
g-klanken, met een afwijkende uitspraak van 'ij' en 'ui' en hier
en daar een ander vocabulaire ('verwittigen') en andere zins
constructies ("Het is niet omdat wij anders praten dat wij alle
maal dom en grappig zijn"). Ja, vanuit Nederlands perspectief
zou je de articulaties van weervrouw Sabine en nieuwslezeres
Goedele 'zacht' kunnen noemen. En dan ga je dus om die
reden in België wonen. Trouwens, het idee van Henk en vele
anderen dat "iedereen hier lacht" is, nu ik er drie jaar woon,
evenmin aan mij besteed.
Nu we het over taal hebben, waar u en ik pap van lusten, ver
oorloof ik me een zijpaadje. Ik spreek als het moet (bijna nooit)
nog steeds het dialect van de grensstreek en toch ging er iets
verloren, wat moeilijk grijpbaar is. Voor de bundel Overburen,
samengesteld door Bert Bevers, schreef ik een gedicht over Sint-
Jan-in-Eremo, een buurtschap boven Eeklo, aan de Belgische
kant. Ik had daar op een nevelige winterochtend lopen bull-
shitten met broer Jan. Hij met zijn camera, ik met mijn notitie
boekje. Jan heeft ervoor gekozen te leven en te sterven in Zuid-
zande. Voordat we naar huis gingen, dronken we nog wat in de
plaatselijke uitspanning. Jan kan goed zomaar wat palaveren
met onbekenden. "Hij bespreekt met uitbater Ronny De neer
gang van de Lage Landen in Vlaams dat hier geen grenslijn
respecteert Ik ken de woorden nog het idioom de grammatica
Maar niet meer de taal." Ik zat er stilletjes bij. Wat bedoelde je
in vredesnaam met die duistere regels, vraag ik de dichter Will
van Broekhoven. Hij denkt dat het te maken had met de ver
trouwelijkheid van streekgenoten onder elkaar, die bij het ge
sprek doorgaans wordt bevestigd door regiogebonden intona
ties, houdingen, gebaren en mimiek. Na vele jaren elders te
hebben gewoond was ik een buitenstaander geworden, zeker
naar mijn eigen gevoel. Een belangrijk thema voor de landver
huizer. Ik ervaar het ook nu ik, gecharmeerd door het authen
tieke Antwerps (nee, niet wat u denkt), les ben gaan nemen.
Thuis met mijn spraakrecorder - geen probleem. Maar zit ik
tegenover mijn leraar dan klinkt alles even geforceerd. Er is
kennelijk meer identificatie nodig. Ik ben nog niet echt genoeg
als Antwerpenaar. Ik ben een b-versie.
Ronduit verschrikkelijk vond ik het, toen ik nog in Noord
Brabant woonde, om in Nederland als 'Hollander' door het
leven te moeten gaan. Mijn kleine emigratie heeft me niet van
dit stempel bevrijd, integendeel. Voor alle Belgen ben ik 'Hol
landais' of 'Ollander' en mijn protesten stuiten op zo mogelijk
nog meer onbegrip dan in mijn land van herkomst. Neder
landers, vooral zij die zichzelf 'Hollander' noemen, vinden dat
ze 'zeggen waar het op staat'. Ik vorm daarop een schrijnende
uitzondering. Maar in Antwerpen ontkom ik niet aan de mis
vatting dat ik een 'Ollander' ben met een grote mond en de
eigendunk die daarbij hoort. Dit vormt een serieuze handicap
bij redactievergaderingen van de Gazet. Een schuchtere tegen
werping kan mij duur te staan komen. Er volgt een ijzig zwij
gen en later vind ik mezelf niet terug in de notulen. Let wel,
het gebeurt vooral in mijn hoofd. Misschien was het niet zo n
snuggere opmerking en wilde men mij een blamage besparen.
Vlamingen zijn heel invoelend.