Ik moet bekennen dat ik me als import-Nederlander afzet teg
andere Nederlanders hier in de stad. Het gaat met name o
twee categorieën: zij die hier wonen en zij die hier winkelen
Binnengelopen pensionado's en dagjesmensen. Eerst de pensio-
nado's. Ik ben er zelf een. De veelgehoorde opvatting, zowel
hier als in het thuisland, is dat het lieden zijn die, toch al
bemiddeld, komen profiteren van aanzienlijke belastingvoor
delen. Ze zijn gedeserteerd, ontsnapt aan de Nederlandse fiscus"
om hier de oorspronkelijke bevolking de ogen uit te steken. Het
is een beeld waarin Nederlanders en Vlamingen elkaar vinden
Het klopt niet. Er is geen belastingvoordeel. Zij vestigen zich
hier om in een buitenland te wonen waar geen buitenlands
wordt gesproken. Of omdat ze houden van barok, belle époque
en art deco. Of om andere onschuldige en legitieme redenen
zoals schrijven. Ik ben in elk geval veel te vroeg met loondienst
gestopt om hier de gebraden haan uit te kunnen hangen en bo
vendien nog gescheiden ook. Ik woon niet in een residentie in
het sjieke Zuid. Ik schuim geen galerieën of antiquairs af. Ik
breng niet de winter door in Spanje of Thailand, of op Bali.
Maar bij mijn vrienden in Nederland wil het er maar niet in
dat ik een armlastige dichter ben. Het brengt me, als ze komen
logeren, in financiële nood. Om een partikeltje van het Zwitser-
levengevoel te proeven sta ik op zondagen wel eens in de rij
voor die gerenommeerde bakker in de Museumstraat, op de
hoek met de Vlaamse Kaai, met een air alsof ik daar wekelijks
pruimentarteletjes kom halen. Als ik dan bijna aan de beurt
ben laat ik anderen voorgaan, om me daarna heimelijk terug te
trekken. Het personeel heeft het wel in de gaten, maar ze zeg
gen er niets van. Vlamingen zijn heel conflictmijdend.
Dan de Nederlandse dagjesmensen die ik in mijn wijk of in de
stad tegenkom. Ik verplaats me teveel in deze brave mensen. Ze
vallen mij direct op. En dan inspecteer ik stiekem hun gezich
ten om ze te betrappen op een smalend lachje. Sterker nog, ik
speur de omgeving af om te zien wat misschien smalende lach
jes uit zou kunnen lokken. Die kasseien uit het jaar nul. Over
dadige decoraties. Inboorlingen die slaafs wachten voor het
rode voetgangerslicht. Braakliggende terreinen. Verveloze gevels.
Mariabeelden. De aanblik van een frietkot. Onlangs overkwam
mij het volgende. Ik werd op de Keyserlei aangesproken door
een man in trainingspak met felgele sneakers. Een Nederlander,
zag ik. Hij zei: "Ik zie dat u een Nederlander bent. Heeft u zin
om even een bakkie te doen?" Op het terras bekende hij dat hij
het niet kon laten, te speuren naar Nederlanders die probeer
den andere Nederlanders op smalende lachjes te betrappen.
"Dat is nou typisch Nederlands." Hij wilde het graag met me
delen.