<c
JjJJ Met mijn jonge oudooms
en hun vader loop ik mee
naar de Rijnkaai waar Red Star Line
aan het inschepen is
bestemming Ellis Island.
We voegen ons bij medepaupers.
Gevieren staan we te zwijgen
over zeeziek, railway stations
en contractloon.
Mijn overgrootvader licht zijn pet
zijn schedel glinstert.
Ik kijk omhoog naar jan
die nog denkt dat het voor tijdelijk is
en over drie jaar John zal heten
met Nederland en Brabantse Wal
als misty memories voor het leven
C
Hij en Toon en hun vader Kees van Loon
onverzoenlijke tronies
metselaars die ten oorlog trekken.
O
qj Dan mag derderangs eindelijk
O
SS Het Vaderland binnen
traag maar gestadig
als zand in een loper.
Mijn verwanten keren me
opgetrokken schouders toe.
Ik zit nog lang op de afvaart te wachten.
Niet dat iemand zwaait.
Ik sta op.
Vanaf nu woon ik in Antwerpen.
h
Z
Toen ik die voorjaarsavond
aan de Frankrijklei
voor een oversteek wachtte
om het centrum in te gaan
viel een gat
van vierkante kilometers.
Ik ben de jongen
die in avondmist
naar huis loopt
I* met koude vingers.
Het dorp ligt zoals altijd
I- slaapgereed.
JJJ Vanuit de Westerschelde
klinkt een doffe hoorn.
C
Q) Zo een kind zijn
een dof aanvoelend kind
O met koude vingers
niet wetend dat dingen veranderen.
0*
O
Ja het ging me goed
op gevorderde leeftijd.
Ik stond juist ik op het punt
om het centrum in te gaan.
Kon het kind van toen
mij zomaar achterhalen?
Scheurde het metropoolgevoel
zo makkelijk open
UJ