HOLLAND STAAT EEN HUIS
In Holland staat een huis dat belangrijk voor hem is, al is hij er
maar één keer geweest. Nou ja, Holland. Eigenlijk staat het huis
in Utrecht, aan de rand van die stad, maar ten noorden van de
grens zijn het toch allemaal Ollanders, is het allemaal Holland.
Hij was er samen met zijn vrouw Monique vanuit Oud Turn
hout naar toe gereden in die oude Opel. Of was het een Volks
wagen? In ieder geval was het een station, met achterin vol
doende ruimte om zijn schilderij van de Alpen plat neer te leg
gen. Dat ging hij zijn goede vriend Paul cadeau doen. Onder
weg hadden ze getankt en daarbij een broodje kaas gegeten.
Echt Hollands. Hij had het zakje van zijn stoma leeg gemaakt,
maar later, bij Paul, was het toch weer vol en moest hij het nog
eens doen. Het was 2005. Hij was al over de tachtig, maar het
rijden ging hem nog steeds goed af. Ellis, de vrouw van Paul,
schonk koffie in en presenteerde een gebakje. Ze spraken over
ditjes en datjes. Monique wisselde wat woorden met Ellis maar
leefde pas op toen het jongste dochtertje van Paul binnenliep,
Eline, een blond meisje met een ondeugende oogopslag.
Zijn goede vriend Paul. Dat ben ik dus. Maar wat houdt dat in?
En houdt het dan ook in dat Gust een goede vriend van mij
was? Wanneer wordt een kennis een vriend? En wanneer wordt
een vriend een goede vriend? Daar hebben we nooit over ge
sproken. Maar wie doet dat wel? Wie gaat naar een vriend toe
om de inhoud en de grenzen van de vriendschap te bespreken?
Niemand toch? Het is een gevoel, een soort van onuitgespro
ken consensus. Pas wanneer er een conflict ontstaat, wanneer
je gebrouilleerd raakt, wordt er iets zichtbaar van die inhoud en
grenzen. En ook zonder conflict kan daarvan iets zichtbaar
worden, bijvoorbeeld wanneer de ander veel minder tijd en
aandacht aan je gaat besteden. Hoe vaak hoor je niet dat een
vriend uiteindelijk geen echte vriend bleek.
Elke Vlaamse schrijver wil de grens naar Nederland over, wil
dat daar een huis is waar actief iets met zijn werk wordt gedaan;
waar het wordt uitgegeven of waar er essays over geschreven
worden. En dat er dan een heleboel huizen volgen waar het ge
lezen wordt. Wanneer een Vlaamse schrijver die grens overgaat,
wordt zijn potentiële lezerspubliek meer dan twee keer zo groot.
Natuurlijk probeerde Gust dat ook, zelfs geruime tijd voor zijn
eerste roman in 1960 bij de Vlaamse uitgeverij Manteau ver
scheen. In de jaren 1954 tot 1956 schreef hij de dikke roman
De onsterfelijke, die werd geaccepteerd door het Nederlandse
Alberdinck Thijmfonds. Gust ontving het omslagontwerp, zijn
honorarium, en hoorde er vervolgens nooit meer iets van. Ook
met zijn latere romans bij Manteau, De Kentaur, Walter Soet-
houdt en daarna vooral de Standaard Uitgeverij wist hij die
grens niet te slechten. In beperkte mate lukte dat hem wel met
de zuidelijke grens. In 1969 was bij Boekengilde De Clauwaert
de sciencefictionroman De Ring verschenen, na meer dan een
jaar in de la te hebben gelegen. Het werd een groot succes. De
literaire kritiek in Vlaanderen was enthousiast en op het eerste
Belgische SF-Congres in 1970 werd het ook door SF-fans be
kroond, tot ergernis van de Vlaamse SF- en horrorschrijver Eddy
Bertin. Het boek werd in het in het Frans vertaald en verscheen
in 1975 als L'Anneau in de Bibliothèque Marabout Fantastique.
Ik had in 1983 in een Tilburgse boekhandel Verlaten landschap
gevonden en schreef er in het tijdschrift Fantastische Vertellin
gen een enthousiaste recensie over. Daarna bleef ik boeken van
hem lezen. In 1997 voegde ik mijn aantekeningen samen tot
'De geaborteerde levens van Gust Van Brussel', dat in januari
1998 in het Vlaamse tijdschrift Cerberus verscheen. Het was een
artikel met gaten, want het werk van Van Brussel was in Neder
land niet altijd even makkelijk te bemachtigen. Zoektochten in
Amsterdamse antiquariaten, opvragen bij de Koninklijke Biblio
theek in Den Haag. Ik had nog lang niet alles achterhaald. Ik
wist niet eens dat hij nog leefde en nog altijd schreef. Het arti
kel besloot dan ook met een uitdaging aan 'vooral de Vlaamse
lezer', het 'artikel aan te vullen en te corrigeren met een spran
kelend vervolg'. Die uitdaging werd aangenomen, tot mijn gro
te verrassing door Gust Van Brussel zelf, die mijn adres via de
uitgever van het tijdschrift, Alfons Maes, had achterhaald. In