neer, en je denkt: ja, zo moet het zijn. Ik geloof niet dat 7nw
beredeneerd is. ts
Nu hebben je boeken nochtans een vrij ingewikkelde constructie i
hebt die constructie dus niet voorafin je hoofd. Ontstaat die nu JJ
tijdens het schrijven of weet je toch wel ongeveer hoe het wordt? S
In grote lijnen wel, maar niet in de details die vaak het uit
eindelijke resultaat bepalen. Neem nu bijvoorbeeld de roman
Berichten uit het Blauwe Huis. Dat is de geschiedenis van twee
oudere vrouwen, die voor korte tijd terugkeren naar het huis
waar ze als kinderen gewoond hebben. Het huis moet verkocht
en afgebroken worden om plaats te maken voor een flatge
bouw. Terwijl zij daar zijn voor de duur van één zomer, heeft
hun aanwezigheid een bepaalde invloed op de levens van hun
buren. Er komt een ontwikkeling die leidt tot onvoorziene situ
aties. Toen ik begon te schrijven dacht ik: die zusters komen
thuis na een mensenleven elders, een van hen komt zelfs uit
Zuid-Amerika. Die heeft daar een leven geleid waarvan de Hol
landers in hun kalme villadorp zich geen flauwe voorstelling
kunnen maken. Ik wilde op de een of andere manier de
vreemdheid van de zusters in dat milieu suggereren, en een
indruk geven van het wezenlijke niet-begrijpen van de mensen
in hun mstige welvaartsmaatschappij. Ik dacht dat te bereiken
door die gemeenschap collectief, een soort van koor, in te las
sen, en hen te laten formuleren wat zij waarnemen, maar dat is
dus maar een fractie van de waarheid. Daartegenover staan de
twee zusters die ik zo direct mogelijk ten tonele wilde voeren,
onder andere door veel gebmik van dialoog. Het ging om de
contactwerking tussen dat wat onmiddellijk, nu en hier in de
romanruimte gebeurt en tussen dat wat van een afstand, en
onvolledig, onscherp waargenomen is. Al schrijvend heb ik ge
probeerd zo functioneel mogelijk dat effect te krijgen van: dit is
bij wijze van spreken alsof je bij de personages in de kamer
bent, en dat is wat men, terugkijkend op de gebeurtenissen,
interpreteert. Maar naarmate ik verder schreef, realiseerde ik
me steeds sterker, dat de verborgen, onbekende factor in het
boek de verteller van de zogenaamde 'werkelijke' episoden is.
Het motto van de roman luidt: 'Strictly speaking there are no
sins of omission in fiction. A novelist can leave out whatever
he wishes'. Dat is een uitspraak van R.Z. Sheppard, een beken
de literaire criticus in Amerika. Een romanschrijver kan inder
daad van alles en nog wat naar believen weglaten, maar zodra
hij de methode van het objectieve weergeven toepast, heeft hij
de onzichtbare maar uitermate aanwezige, zelfs alomtegen
woordige, nooit te verdonkeremanen verteller geïntroduceerd,
zijn eigen schaduw. Al schrijvend werd ik mij, juist door de
constmctie die zich opdrong, ervan bewust dat het ook in dit
boek weer gaat om iets onoplosbaars, paradoxaals, dat met
'fictie' te maken heeft.
Nu is het mij ook opgevallen dat je in de eerste romans mannelijke
hoofdfiguren gebruikt en vanafDe Meerminga je heel vaak vrou
welijke hoofdpersonages voorstellen. Heb je dit bewust gedaan?
Ik ben mij in de loop van de jaren gaan realiseren dat ik vroe
ger vaak onbewust mannelijke hoofdpersonen, ik-figuren ge
bruikt heb. Ik vond dat gewoon een vanzelfsprekende zaak, een
normaal en natuurlijk onderdeel van het metier. Pas veel later
ben ik gaan inzien dat dit wél als een probleem gezien werd
door lezers, die daar ook altijd vragen over stelden.
Had je dan zo'n behoefte om je met een mannelijke persoonlijkheid
te vereenzelvigen?
Die behoefte had ik helemaal niet, die vloeide voort uit de aard
van mijn onderwerp, mijn verhaal. Als een man de dragende
figuur was van een wezenlijke ontwikkeling in mijn roman,
dan was ik eenvoudigweg verplicht om mij zo goed mogelijk in
te leven in dat personage; maar vermoedelijk zou ik een derge
lijke ontwikkeling niet interessant gevonden, niet gekozen,
hebben, wanneer ikzelf niet een bepaalde affiniteit had bezeten
tot iemand en dat kon dus ook een man zijn met het
karakter of de instelling die bij een dergelijke situatie past. Ik
ben pas veel later gaan beseffen hoe complex al deze dingen
zijn. Daar heb je alweer een voorbeeld van het teloorgaan van
de 'zorgeloosheid' waar wij het eerder over hadden. Het is waar
dat ik in de loop van de jaren steeds meer onwillekeurig tot
identificatie met vrouwelijke hoofdfiguren ben gekomen. Mis
schien is dat omdat dit me toch een groter scala van uitings
mogelijkheden biedt.